MC vragen H5

Het geheel van cognitieve, affectieve en conatieve elementen ten opzichte van een bepaald product, dienst of onderneming noemt men:
A
positionering
B
cognitieve dissonantie
C
attitude
D
selectieve perceptie
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het geheel van cognitieve, affectieve en conatieve elementen ten opzichte van een bepaald product, dienst of onderneming noemt men:
A
positionering
B
cognitieve dissonantie
C
attitude
D
selectieve perceptie

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet een sluimerende behoefte waar je je niet bewust van bent?

A
latente behoefte
B
effectieve behoefte
C
individuele behoefte
D
secundaire behoefte

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om attitudes te beïnvloeden maakt de marketeer gebruik van het klassiek hiërarchisch model. De volgorde van de componenten van de attitude is:
A
conatief - affectief - cognitief
B
cognitief - affectief - conatief
C
affectief - cognitief - conatief
D
affectief - conatief - cognitief

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de leer van het consumentengedrag worden culturele, sociale, persoonlijke en psychologische factoren onderscheiden. Welke van de volgende factoren zijn psychologische factoren?
A
levensstijl en status
B
status en houding
C
levensstijl en motivatie
D
motivatie en houding

Slide 4 - Quizvraag

motivatie en houding zijn psychologische factoren, status is sociaal en levensstijl is persoonlijk. 
Een beginnende tennisser koopt een zeer duur racket dat normaal alleen door beroepsspelers wordt gebruikt. Het is zijn bedoeling zijn vrienden te laten zien dat hij het zich kan permitteren de zaken goed aan te pakken.
Hoe kan deze aanschafmethode in termen van Maslow worden aangeduid?
A
fysiologische behoefte
B
behoefte aan waardering, zelfrespect
C
behoefte aan veiligheid, zekerheid
D
sociale behoefte

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Driss volgt een cursus karate, omdat hij zich wil kunnen verdedigen.
Welke behoefte van Maslow wordt met deze cursus bevredigd?
A
behoefte aan veiligheid
B
behoefte aan respect
C
behoefte aan liefde en genegenheid
D
fysiologische behoefte

Slide 6 - Quizvraag

f
We gaan hier straks verder 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aspiratiegroep?

A
een referentiegroep die een persoon als hoger ervaart dan zijn eigen niveau
B
een referentiegroep waarop iemand zich graag richt omdat deze groep gunstig bekendstaat
C
een referentiegroep die, gezien de kenmerken, het best past bij de sociale klasse van een persoon
D
een referentiegroep waarvan een persoon graag deel zou uitmaken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De invloed van referentiegroepen is zeer gering bij de aankoop van:

A
fruit
B
meubelen
C
kleding
D
tassen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Referentiegroepen kunnen bij aankopen door consumenten een belangrijke rol spelen.
Waaruit kan een referentiegroep bestaan bij de aanschaf van een paar ski's?
A
collega's en/of kennissen
B
de advertenties van verschillende merken in Nederland
C
de verzameling van ski's die in aanmerking komen
D
een vergelijkende skitest in het tijdschrift Ski-Magazine

Slide 10 - Quizvraag

Referentiegroepen zijn groepen mensen die invloed hebben op attitudes.


In Nederland wordt vaak gebruikgemaakt van een indeling in vijf sociale klassen of welstandsklassen: A, B1, B2, C, D.
Waarop is deze indeling onder meer gebaseerd?
A
inkomen en leeftijd
B
soort woning en beroepspositie
C
beroepspositie en opleidingsniveau
D
opleidingsniveau en inkomen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fabrikanten van luiers zijn vooral geïnteresseerd in:

A
de cultuur
B
de gezinslevenscyclus
C
de sociale motieven
D
de sociale klasse

Slide 12 - Quizvraag

Fabrikanten van luiers zijn vooral geïnteresseerd in de gezinslevenscyclus, omdat die het meest bepaalt wie de klanten zijn.


Marga koopt haar kleding liefst in de stijl van een populaire popgroep.
De popgroep is voor haar een:
A
referentiegroep
B
primaire groep
C
dissassociatieve groep
D
aspiratiegroep

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies