"De opsporingsambtenaar doet verslag van de feiten en omstandigheden, door hem zelf waargenomen, en maakt hiervan pv op. Belangrijk is te vermelden wat de opsporingsambtenaar heeft waargenomen. Wat heeft hij gezien, gehoord, geroken, geproefd, gevoeld? Wie heeft hem verteld wie de dader zou zijn of wat de dader gedaan zou hebben?"