H4 oefenen met Communicatie 19 Overtuigen


Welkom 
h4b!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
h4b!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Oefenen met par. 19 overtuigen
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide


10 minuten
lezen

Slide 3 - Tekstslide

In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?

amuserende, activerende, betogende en beschouwende tekst

Slide 4 - Open vraag

Aan welke ​signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?

Slide 5 - Woordweb

Signaalwoorden standpunt
ik vind
dus
daarom
kortom
concluderend
naar mijn mening

Slide 6 - Tekstslide

Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?

Slide 7 - Woordweb

Signaalwoorden argument
want
omdat
namelijk
aangezien
vanwege
om die reden

Slide 8 - Tekstslide

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Gisteren lukte het je ook al niet: stop er nou maar mee!
A
Gisteren lukte het je ook al niet:
B
stop er nou maar mee!

Slide 9 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit.
A
Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden.
B
Dan daalt de criminaliteit.

Slide 10 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Het gaat straks regenen, ik zou maar een paraplu meenemen.
A
Het gaat straks regenen,
B
ik zou maar een paraplu meenemen.

Slide 11 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Het zou zonde zijn van de miljoenen die we in de grond gestopt hebben. Laten we daarom ondanks het verzet tegen de nieuwe luchthaven toch maar doorgaan met de bouw.
A
Het zou zonde zijn van de miljoenen die we in de grond gestopt hebben.
B
Laten we daarom ondanks het verzet tegen de nieuwe luchthaven toch maar doorgaan met de bouw.

Slide 12 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Fatbikes zijn vaker betrokken bij ongelukken: mij zul je niet op zo'n ding zien.
A
Fatbikes zijn vaker betrokken bij ongelukken:
B
mij zul je niet op zo'n ding zien.

Slide 13 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Dat de maximumsnelheid op de snelwegen is verlaagd van 130 km/u naar 100 km/u is goed. Het is beter voor de veiligheid, het is beter voor het milieu en voor de reistijd maakt het toch niets uit.
A
Dat de maximumsnelheid op de snelwegen is verlaagd van 130 km/u naar 100 km/u is goed.
B
Het is beter voor de veiligheid, het is beter voor het milieu en voor de reistijd maakt het toch niets uit.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen feitelijke en waarderende uitspraken?

Slide 15 - Open vraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

De Rijn is de langste rivier van Europa.

A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 16 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Het eten van groente en fruit vermindert de kans op kanker.

A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 17 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Jongens lopen harder dan meisjes.

A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 18 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Jongens lopen gemiddeld harder dan meisjes.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 19 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Vliegvakanties zijn schadelijker voor een duurzame wereld dan het eten van vlees.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 20 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Voedingssupplementen verhogen de weerstand.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 21 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Bij een lekkere gegrilde vis hoort een droge, witte wijn.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 22 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Meedoen is belangrijker dan winnen.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 23 - Quizvraag

Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 24 - Quizvraag

Tijn: Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis, want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Reinout: Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.

Milan: Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn.


A
Reinout geeft een tegenargument, Milan geeft een weerlegging.
B
Reinout geeft een weerlegging, Milan geeft een tegenargument.
C
Reinout en Milan geven een tegenargument.
D
Reinout en Milan geven een weerlegging.

Slide 25 - Quizvraag

Isis: Dierproeven moeten stoppen, aangezien dierproeven veel leed teweeg brengen.

Luka: Dierproeven zijn nodig voor de volksgezondheid zodat we meer te weten kunnen komen over de werking van bepaalde medicijnen.

Thirza: Dieren reageren heel anders op medicijnen dan mensen, dierproeven zijn dus geen goede voorspeller.

A
Luka geeft een weerlegging, Thirza geeft een tegenargument.
B
Luka geeft een tegenargument, Thirza geeft een weerlegging.
C
Luka en Thirza geven een tegenargument.
D
Luka en Thirza geven een weerlegging.

Slide 26 - Quizvraag

Antwoorden opdracht 3
a Dit is een standpunt. Dit is te zien aan het woord ‘adviseert’.
b Dit is een standpunt. Dit is te zien aan de woorden ‘vind het’.
c Dit is een argument. Dit is te zien aan het woord ‘aangezien’.
d Dit is een standpunt. Dit is te zien aan de woorden ‘dan ook’.
e Dit is een standpunt. Dit is te zien aan het woord ‘vandaar’.
f Dit is een standpunt. Dit is te zien aan het woord ‘kortom’.

Slide 27 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Maak opdracht 11, 12, 13, 15, 16 en 17 op pagina 97 van je boek. 
  • Je krijgt voor het maken van deze opdrachten 15 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden.
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.

Slide 28 - Tekstslide

Opdrachten nakijken
12 Het belangrijkste argument is dat erfbelasting de kloof verkleint tussen arm en rijk. (regels 40-41)

13 Een oordeel blijkt uit de woordkeuze, er is sprake van framing door het gebruik van negatief gekleurde woorden: lijkenpikkers, aasgieren, graai uit de kas.
15 B past het beste: alinea 5 is een (mini)betoog voor erfbelasting met een standpunten en argumenten.
16 A: Argument
17 Alinea 6 bevat een nieuw argument voor erfbelasting: het heeft geen negatieve gevolgen. Andere vormen van belasting hebben dat wel: belasting op consumptie en hogere belasting op arbeid.





Slide 29 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 9 december
  • Huiswerk: leren p. 102-103  + LessonUps
  • Meenemen: laptop en leesboek
  • Programma: communicatie 20: argumentatiestructuren

Slide 30 - Tekstslide