Schrijfvaardigheid - les 9-10 - spannende opening + voorzetsel(voorwerp)

Welkom!
  • Planning: volgende week vrijdag schrijf je je verhaal. PO creatief schrijven, telt 15% mee.
  • Deze les: je schrijft een spannende opening van een verhaal.
  • Grammatica: voorzetselvoorwerp
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Planning: volgende week vrijdag schrijf je je verhaal. PO creatief schrijven, telt 15% mee.
  • Deze les: je schrijft een spannende opening van een verhaal.
  • Grammatica: voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Leesboek
Elke maandag: leesboek mee!

Slide 2 - Tekstslide

Spannend begin
  • Neem iets in gedachten wat jij in de afgelopen vakantie hebt meegemaakt. 
  • Beschrijf deze gebeurtenis in ongeveer 100 woorden. Houd het spannend!
  • Zorg ervoor dat de eerste zin van je verhaaltje veel vragen oproept.
  • Bouw langzaam op naar de kern van de gebeurtenis.

Dus niet: Tijdens de wintersport heb ik mijn been gebroken...
Maar wel: Ik lag met mijn gezicht in de sneeuw en hoorde mijn vader mijn naam roepen...
Werk in je schrijfdossier.
5 minuten, daarna inleveren in LessonUp

Slide 3 - Tekstslide


Lever in!

Slide 4 - Open vraag

Brainstormen over jouw verhaal
  1. Er is een hoofdpersoon. Deze wil iets: hij heeft een doel, wens of een probleem.
  2. Hij moet in actie komen om doel te behalen of probleem op te lossen.
  3. Hij ondervindt weerstand (mensen die tegenwerken of obstakels).
  4. Er komen beschermers of helpers.
  5. Na allerlei gebeurtenissen nadert hij zijn doel. Tot het laatst blijft het spannend.
  6. Hij bereikt zijn doel/lost het probleem op. Of het loopt niet goed af!
Opdracht
  • Maak een plan voor jouw misdaadverhaal. 
  • Verzin in ieder geval stap 1, verdere stappen uitwerken mag ook.
  • Schrijf op in steekwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Pauze
Lestijden:
  • 10:40-11:20
  • Pauze
  • 11:35-12:20

Slide 6 - Tekstslide

Let op: voorzetsels bij werkwoorden
Huiswerk: voorzetsel (blz. 249)

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp (1)
Voorzetsels --> woordsoort
Voorzetselvoorwerp --> zinsdeel

Hoe ontleed je ook al weer een zin?

Mira geeft elke avond haar kat een kattensnoepje. 

Jonas loopt op het ijs. 


Slide 8 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp (2)
Soms staat er een voorzetselvoorwerp in de zin. Dat is een zinsdeel wat begint met een voorzetsel én wat hoort bij een werkwoord.
Vraag je af:
  1. Staat er een voorzetsel in de zin dat figuurlijk wordt gebruikt? 
  2. Hoort dat voorzetsel bij een werkwoord uit het gezegde?
  3. Het vzv is dan het zinsdeel wat begint met het voorzetsel.

Jonas loopt op het ijs. 

Jonas wacht op de bus.


Slide 9 - Tekstslide


Is het een vzv?
In een moeilijke situatie moet je op jezelf vertrouwen.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag


Is het een vzv?
Annika gaat altijd met haar rode handtas naar school.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag


Is het een vzv?
De broer van Irene hangt in de sportschool elke dag aan de rekstok.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag


Is het een vzv?
Tijdens de wedstrijd smeekte Abdoul om een rode kaart voor de tegenpartij.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag


Is het een vzv?
Tot haar ergernis moest Djoekie op het perron lang op haar vriendin wachten.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag


Is het een vzv?
Amber begeeft zich soms in een lastige situatie.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opd. 1 op blz. 28.

1. De meeste kleine kinderen luisteren

graag naar traditionele sprookjes

Klaar? Lees de theorie op blz. 248 en maak opd. 4.

Slide 16 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk grammatica: 
  • maak opd. 1 blz. 28 af.
  • lees de theorie over het aanwijzend en vragend voornaamwoord en maak opd. 4 (blz. 248).


Elke les: lesboek + laptop mee!
Elke maandag: leesboek mee.

Slide 18 - Tekstslide

De basis van een verhaal
Een verhaal begint ergens, heeft een of meerdere hoofdpersonen, er gebeurt iets met hen en er komt een einde aan. 

Het plot van je verhaal: de verhaallijn, de kapstok van je verhaal.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Werk in je schrijfdossier.
Je gaat het begin van een verhaal schrijven. Het thema is 'misdaad'.
  1. Bedenk een hoofdpersoon. Geef een korte omschrijving.
  2. Bedenk het doel/wens/probleem van de hoofdpersoon. Schrijf op in één zin!
  3. Schrijf nu de eerste alinea('s) van het verhaal. (Ong. 100 woorden).

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk: opd. 1, 2, 3 (blz. 125)
Opdracht 1
1 omgangsregeling
2 stadscentrum
3 eenmanszaak
4 bioscoopstoel
5 onweersbui
6 beroepsspeler
7 staatssteun
8 gevoelstemperatuur
9 passagiersschip
10 proteststem

Opdracht 2
1 zwijnenstal
2 groentesoep
3 bereleuk
4 spinnenweb
5 tarwebrood
6 koekenpan
7 zonnesteek
8 berenhol
9 geboortekaartje
10 invalidenplaats

Slide 21 - Tekstslide


Zo bang als een...
A
beer
B
kwartel
C
vogel
D
wezel

Slide 22 - Quizvraag

Leesboek!

Slide 23 - Tekstslide

Planning
t/m 6 april Sollicitatieproject
Vanaf 11 april Literatuur
17 april t/m 6 mei Meivakantie
2 juni Creatieve schrijfopdracht (PO)
Toetsweek (22-28 juni) Repetitie literatuur

Verder: leesboek lezen!

Slide 24 - Tekstslide

Deel 1 - solliciteren en vacatures
Werk alleen. Overleggen mag.
Zoek op ELO het document 'Sollicitatieproject' op.
Maak in je Drive een map aan voor het sollicitatieproject (in je map Nederlands).
Maak daarin een document aan en werk de opdrachten van blz. 4 t/m 7 uit.

Slide 25 - Tekstslide