WRE 2AHA - §5 Hoofd- en bijzaken

Log alvast in op LessonUp!
Leg alvast je materiaal op tafel (boek + schrift)

§5 Hoofd- en bijzaken
Voordat we beginnen:
2AHA
Meer dan lezen
Cursus 1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Log alvast in op LessonUp!
Leg alvast je materiaal op tafel (boek + schrift)

§5 Hoofd- en bijzaken
Voordat we beginnen:
2AHA
Meer dan lezen
Cursus 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1. Lesdoelen
2. Herhaling: theorie en vragen
3. Theorie: hoofd- en bijzaken
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig werken
6. Lesdoel checken
7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met hoofd- en bijzaken.
  • Je leert hoofd- en bijzaken onderscheiden in een tekst..
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Omschrijf in je eigen woorden wat de volgende begrippen betekenen: feit, mening en argument.

Slide 4 - Open vraag


Feit, mening
en argument




Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
  • Het Nederlands Openluchtmuseum is een museum in Arnhem.
  • In Amsterdam wonen 110 verschillende nationaliteiten.

Slide 5 - Tekstslide


Feit, mening
en argument




Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dus
en aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Slide 6 - Tekstslide

Feit, mening
en argument


Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:

- Er moeten verkeersdrempels in deze straat komen (mening), want er wordt hier veel te snel gereden (argument).
Mick zou op basketbal moeten gaan (mening); daar is hij met zijn lengte van ruim twee meter namelijk erg geschikt voor (argument 1). Bovendien is hij erg handig met een bal (argument 2).

Slide 7 - Tekstslide

Feit, mening of argument?

, want het is een veelzijdig vak.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Feit, mening, of argument?
Online les is saai.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quizvraag

Feit, mening of argument
'Omdat ze zo leren verantwoordelijkheid te nemen.'
A
Feit
B
Argument
C
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Want hij heeft namelijk goede standpunten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

De toets was lastiger dan ik had verwacht.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quizvraag


Feit, mening
of argument?


A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag

§5 Hoofd- en bijzaken
blz. 33

Slide 14 - Tekstslide

De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken. Wat minder belangrijk is, zoals een anekdote, een toelichting (voorbeeld) of een vergelijking, zijn de bijzaken. De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding en het slot van een tekst en het begin of het einde van een alinea.
Hoofd- en bijzaken

Slide 15 - Tekstslide


Zo vind je hoofdzaken: 

  • De zin die de hoofdzaak van een alinea bevat, is de kernzin. Dat is meestal de eerste zin en soms de laatste. Ook de tweede zin is weleens de kernzin. In dat geval is de eerste zin een inleidende zin en/of geeft hij het verband met de vorige alinea(’s) aan. Soms heeft een alinea geen kernzin. Je moet de hoofdzaak dan zelf bepalen.

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdzaken
Bijzaken
de eerste alinea
toelichting
de kernzinnen van alle alinea's
uitleg
de laatste alinea
voorbeelden

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?

  • Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zin van een alinea.
  • Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken.
    Denk aan de hamburger... 

Stel jezelf de volgende vragen:
  1. Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
  2. Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?

Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)

Slide 18 - Tekstslide

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?

Om te voorkomen dat ooit nog eens zo'n ramp zou plaatsvinden, werd na de watersnood snel begonnen met de Deltawerken.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 19 - Quizvraag

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?

Dankzij dit enorme project is Zuidwest-Nederland stukken beter beveiligd tegen overstromingen.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een hoofd- en bijzaak?
A
Een hoofdzaak is het belangrijkste in een tekst
B
Een bijzaak is het belangrijkste in een tekst
C
Een hoofdzaak is minder belangrijk in een tekst
D
Een bijzaak is minder belangrijk in een tekst

Slide 21 - Quizvraag

Welke leesstrategie pas je toe als je op zoek gaat naar de hoofd- en bijzaken?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Grondig lezen

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Tekst 1 lezen (blz. 34-35).

Slide 24 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met hoofd- en bijzaken.
  • Je leert hoofd- en bijzaken onderscheiden in een tekst..
Lesdoelen

Slide 25 - Tekstslide