Kader 3 les 9

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom K3
* Lezen (nieuw boek!)
* Herhaling voor toetsweek
* Leren / zakelijk e-mail
* Afsluiten



Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Nieuw boek! Je maakt er later weer een opdracht bij. 
Ik mis nog van 6 mensen de vorige opdracht. 
Niet ingeleverd? Een 1,0!


Boekopdracht:
- C-boek
- Niet vertaald
- Geen filmeditie
- Geen reeks





Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Hoofdstuk 1:
- Lezen: hoofdzaken en hoofdgedachte
- Woordenschat: woordbetekenissen zoeken
- Taalverzorging: leestekens
- Taalverzorging: persoonsvorm tt en vt. 

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
Hoofdzaken: de belangrijkste punten in een tekst. Voorbeelden horen hier niet bij. 

Onderwerp van de tekst: in een paar worden het belangrijkste van de hele tekst. 
Hoofdgedachte van de tekst: in een volledige zin het belangrijkste van de tekst. Staat vaak letterlijk in de inleiding of het slot!

Slide 5 - Tekstslide

Niet waar
Waar
De hoofdgedachte geeft antwoord op de hoofdvraag.
Hoofdgedachte en tekstonderwerp hebben altijd met elkaar te maken.
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
In een hoofdgedachte staan soms bijzaken.

Slide 6 - Sleepvraag


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 7 - Quizvraag

Woordenschat
Er zijn verschillende manieren om de betekenis van een onbekend woord te vinden in de tekst:
- synoniem: ander woord dat hetzelfde betekent
- voorbeeld: zoek naar een voorbeeld van het woord (zoals, ...)
- tegenstelling: zoeken naar het tegenovergestelde
- bekend woorddeel: kijken naar het stukje woord dat je al kent

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn woordraadstrategieën?
A
Woordspelletjes
B
Manier om de woordbetekenis te vinden
C
Spelling van woorden
D
Woorden samenstellen

Slide 9 - Quizvraag

Zoek de synoniemen bij elkaar. 
individueel
knus
visite
gunstig
kolossaal
experiment
proef
enorm
alleen
bezoek
voordelig
gezellig

Slide 10 - Sleepvraag

woord met dezelfde betekenis
zoek naar een omschrijving van het onbekende woord 
bijvoorbeeld, zoals
on-
her-
-loos
maar
echter
toch
woordenboek
synoniem

omschrijving
voorbeeld
tegenstelling
bekend woorddeel
Kun je het niet vinden?

Slide 11 - Sleepvraag

Taalverzorging
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
ik: ik-vorm
Hij/zij/het: ik-vorm+t
Meervoud: hele werkwoord


Slide 12 - Tekstslide

Taalverzorging
Sterke werkwoorden: de klank verandert in de verleden tijd (lopen - liepen)

Zwakke werkwoorden:
ik: ik-vorm + te/de
Hij/zij/het: ik-vorm + te/de
Meervoud: ik-vorm + ten/den


Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.
A
schreef
B
schreven
C
schrijfde
D
schreeft

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de zin.

William (kunnen- TT) netjes schrijven.
A
kunnen
B
kon
C
kan

Slide 15 - Quizvraag

Taalverzorging
Leestekens:
- punt: aan het einde van zin
- vraagteken: aan het einde van een vraagzin
- uitroepteken: aan het einde van een uitroep
- komma: tussen twee persoonsvorm, voor voegwoorden en tussen een opsomming


Slide 16 - Tekstslide

Taalverzorging
Dubbele punt en aanhalingstekens wanneer iemand letterlijk iets zegt. 

Peter zegt: 'Ik wil vandaag een dagje vrij.' 
'Hoe laat zijn we klaar vandaag?' Vroeg Jette. 



Slide 17 - Tekstslide

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
De leerling zegt            Dit is een leuke les
'
'
,
!
:
.

Slide 18 - Sleepvraag

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
Jullie zijn knap aan het werken             zegt de juf
'
'
,
!
:
.

Slide 19 - Sleepvraag

Portfolio
Jullie gaan dit jaar een portfolio schrijven. 

Zorg dat je dit in een snelhechter doet!
Maak een voorpagina met naam, klas, plaatje, ...

Eerste opdracht heb je, als het goed is, geprint bij je.
Wie heeft dit niet bij zich? 

Slide 20 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?
Leren voor de toets. 

Portfolio stap 1 t/m 5 (af)maken. 
Stap 5: jezelf controleren. 

Slide 21 - Tekstslide