In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Wat is de anatomische stand van de ogen?
A
Parallel.
B
Naar buiten gericht.
C
Naar binnen gericht.
D
Naar boven gericht.
Slide 1 - Quizvraag
Wat betekent orthofoor?
A
Hetzelfde als emmetroop
B
Ogen zijn naar binnen gericht
C
Ogen zijn parallel gericht
Slide 2 - Quizvraag
Bij een exofoor staan de oog-assen iets naar buiten, als gevolg van een te geringe tonische convergentie.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Bij een esofoor staan de oog-assen iets naar buiten, als gevolg van een te geringe tonische convergentie.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noemen we in het Latijns het rechteroog?
A
Oculus Dexter
B
Oculus Rechter
C
Oculus Sinester
D
Oculus uterque
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor dubbelzien?
A
Scheelzien
B
Disparatie
C
Diplopie
Slide 6 - Quizvraag
Er gaan vanuit de hersenen impulsen naar de oogspieren om de twee gelijke beelden tot een beeld te laten versmelten. Dit samensmelten (fuseren) noemen we fusiedwang.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Als een exofoor door de tonische convergentie niet orthofoor wordt, wat gebeurt er dan?
A
de ogen staan meer naar buiten
B
de ogen staan meer naar binnen
Slide 8 - Quizvraag
Als een exofoor door de tonische convergentie niet orthofoor wordt, wat gebeurt er dan?
A
De ogen staan naar binnen
B
De ogen staan naar buiten.
C
De ogen staan parallel
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn corresponderende netvlies cellen?
A
Cellen op het netvlies die bij elkaar liggen
B
Cellen op het netvlies die op dezelfde plaats in of t.o.v. de fovea liggen
C
Alle cellen in de fovea centralis
Slide 10 - Quizvraag
Wat bedoelen we met “het dominante oog”?
A
Het oog wat altijd een hinderlijk beeld geeft
B
leidende oog
C Het oog met de hoogste visus
C
kijkactiviteiten het leidende oog
Slide 11 - Quizvraag
Zijn er testen die mogelijk maken om te kijken welke oog dominant is?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quizvraag
Stel een oog wordt altijd onderdrukt, hoe noemen we dit?
A
Unilaterale suppressie
B
Alternerende suppressie
C
Sensorische suppressie
Slide 13 - Quizvraag
Stel de ogen worden om de beurt onderdrukt, hoe noemen we dit?
A
Unilaterale supressie
B
Alternerende supressie
C
Sensorische supressie
Slide 14 - Quizvraag
Hoe noemen we de netvliescellen die niet met elkaar corresponderen?
A
niet -aanwezige netvliescellen
B
corresponderende netvliescellen
C
disparate netvliescellen
Slide 15 - Quizvraag
Hoeveel dipariteit kan door middel van sensorische fusie gecompenseerd worden?
A
< 8 boogminuten
B
< 12 boogminuten
C
< 16 boogminuten
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een horopter?
A
Een soort phoropter
B
Een denkbeeldige cirkel
C
Een bepaald type correctie
Slide 17 - Quizvraag
Alle punten op de horopter zie je dubbel.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn Panumse velden?
A
het gebied waar binoculair enkelvoudig wordt gezien
B
het gebied waar diplopie optreedt
C
het gebied waar enkelvoudige diplopie optreedt
Slide 19 - Quizvraag
Wat gaat gepaard met accommoderen?
A
Dunner worden van de ooglens
B
Divergeren
C
Convergeren
Slide 20 - Quizvraag
Welke oogspieren zijn het beste ontwikkeld?
A
De bovenste rechte oogspieren
B
De binnenste rechte oogspieren
C
De buitenste rechte oogspieren
Slide 21 - Quizvraag
Iemand heeft een pd van 70 mm. Hij leest op 33,33 cm. Wat is zijn convergentiehoek ∆