Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 1 los draai?
A
Lamp 2, 3 en 4
B
Lamp 4
C
Lamp 2 en 3
D
Geen van de lampjes
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 1 los draai?
A
Lamp 2, 3 en 4
B
Lamp 4
C
Lamp 2 en 3
D
Geen van de lampjes
Slide 1 - Quizvraag
Welk(e) lampje(s) gaat/gaan uit als ik lamp 2 los draai?
A
Lamp 1, 3 en 4
B
Lamp 1 en 3
C
Lamp 3
D
Lamp 1 en 4
Slide 2 - Quizvraag
Bereken de totale weerstand (vervangings- weerstand) van de schakeling hiernaast.
A
6,7 Ω
B
100 Ω
C
48,3 Ω
D
53,3 Ω
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel spanning staat er over de 300 ohm weerstand
Hoeveel spanning staat er over de 300 ohm weerstand
A
3,7 V
B
5,4 V
C
10,8 V
D
0,27 V
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel spanning staat er over de 300 ohm weerstand
Hoe groot is de stroom door de 400 ohm weerstand
A
0,09 A
B
0,216 A
C
0,108 A
Slide 5 - Quizvraag
Bereken
Rt
Slide 6 - Open vraag
Het symbool van de eenheid van lading is
A
Coulomb
B
C
C
Q
Slide 7 - Quizvraag
De lading van een elektron is
A
-1 C
B
1,60⋅10−19C
C
−1,60⋅10−19C
D
1 C
Slide 8 - Quizvraag
Het symbool van stroomsterkte is
A
C/s
B
I
C
A
Slide 9 - Quizvraag
Je kunt een ballon lading geven door hem over je trui te bewegen. De ballon wordt negatief doordat er elektronen van de trui naar de ballon overspringen.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Als de ballon negatief geladen wordt, wordt de trui
A
neutraal
B
positief geladen
C
negatief geladen
Slide 11 - Quizvraag
De lading is 5,0 C en de tijd is 200 ms. Bereken de stroomsterkte.
A
25 A
B
1 A
C
0,025 A
Slide 12 - Quizvraag
Karen heeft een gloeilamp waarop staat 230 V; 100 W. Zij sluit deze lamp aan op het lichtnet. Bereken de geleidbaarheid van de lamp.
A
1,00⋅102S
B
1,89⋅10−3S
C
5,29⋅102S
D
0,43S
Slide 13 - Quizvraag
Bereken R. een spanningsbron van 24,0 Volt. De ampèremeter geeft 360 mA aan.