5.8 - Engelse werkwoorden, trema, apostrof

5.8
Spelling
Engelse werkwoorden
trema en apostrof
Nederlands
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.8
Spelling
Engelse werkwoorden
trema en apostrof
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • kan ik Engelse werkwoorden correct schrijven.

  • kan ik trema en apostrof plaatsen in woorden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
C
gepaintballt
D
gepaintbalt

Slide 7 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 8 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 9 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 10 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 11 - Quizvraag


Wat is goed gespeld?
A
euro's
B
euros

Slide 12 - Quizvraag

Plaats zo nodig een trema of apostrof.

Wat is goed gespeld?
A
cliche
B
cliché

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, of apostrof!

gluhwein, huttenkase
A
gluhwein, huttenkase
B
gluh-wein, hutten-kase
C
gluh'wein, hutten'kase
D
glühwein, hüttenkäse

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, of apostrof!

cowboys
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 15 - Quizvraag

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Hamid printte zijn stage?verslag.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 16 - Quizvraag

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Mijn nichtje plukte een paarde?bloem.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 17 - Quizvraag

Wat komt er op de plaats van het vraagteken?
Hij kocht zijn horloge bij een horloge?maker.
A
-n
B
-s
C
geen tussenletter

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor gevoel heb je na deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Opdrachten 5.8
Opdracht 1
Opdracht 3
Opdracht 4
Opdracht 5
Opdracht 7
Opdracht 8
Opdracht 10





Slide 20 - Tekstslide