8.4 Licht breking

         H8.4Lichtbreking
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

         H8.4Lichtbreking

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen wat er met de lichtstralen gebeurt die door een bolle lens gaan.
  • Je kunt uitleggen dat een lens aan beide kanten een brandpunt heeft.
  • Je kunt aangeven wat de brandpunt-afstand is.
  • Kun je een constructietekening maken. 
  • Kun je uitleggen welke onderdelen in het oog zitten. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze les heb je nodig!
- Boek B  (Blz 194 t/m 209)
- Potlood en gum
- Geodriehoek of liniaal!

Slide 3 - Tekstslide

Bolle lens
Lenzen zijn er in verschillende soorten en maten: 
  • Bril of contactlenzen
  • Camera van je Ipad/telefoon
  • Vergrootglas

Een vergrootglas is een bolle lens.

 Een lens breekt de lichtstralen, zodat ze niet meer rechtdoor gaan . Alleen de lichtstraal precies in het midden blijft rechtdoor gaan. 

Slide 4 - Tekstslide

Bolle lens
Door een vergrootglas komen de lichtstralen van de zon samen in één punt. Dat punt is zó heet, dat je er papier mee kunt laten branden (afbeelding 2).

Slide 5 - Tekstslide

Beeld  

Een bolle lens is een rond stukje glas. De lens is in het midden dikker dan aan de buitenkant.

 Lenzen zitten bijvoorbeeld in: een bril, een verrekijker, een camera. Met een lens kun je een beeld maken van de werkelijkheid.

Slide 6 - Tekstslide

Beeld
Door een bolle lens zie je de werkelijkheid, maar dan kleiner en op zijn kop. 

Slide 7 - Tekstslide

Een beeld scherpstellen
  Lichtpuntje is een Lamp. Deze lamp is voor een Bolle lens geplaats.

De lichtstralen van de lamp komen aan de andere kant van de lens samen op 1 punt

Zo'n punt word een beeldpunt genoemd.

 Als precies bij het beeldpunt een scherm neerzet, zie je het beeld van het lichtpunt. Je hebt dan een scherp beeld. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat nou als je het scherm te dicht bij zet?
Als je het scherm dichterbij zet, krijg je geen punt maar een vlek.

Hoe dichterbij het scherm hoe groter deze vlek word, dus hoe minder scherp het beeld word.

Slide 9 - Tekstslide

En als je het scherm verder weg plaatst?
Zet je het scherm verder weg, voorbij het beeldpunt, dan krijg je ook een vlek.
 In het beeldpunt kruisen de lichtstralen elkaar. Daarna gaan de lichtstralen verder. Ze gaan steeds verder uit elkaar. Het beeld op het scherm is onscherp.

Slide 10 - Tekstslide

Onscherpbeeld
Alle lichtpunten van de lamp vormen een beeldpunt of een vlek. 

Is de afstand niet goed, dan wordt ieder punt een vlek. Al die vlekken gaan over elkaar en je krijgt een onscherp beeld.  
 

Slide 11 - Tekstslide

Fotos maken
Je krijgt alleen een scherpe foto, als de afstand van de lens goed is ingesteld. Dat heet scherpstellen. 

In de meeste camera's gaat het scherpstellen vanzelf. Is het scherpstellen niet goed gedaan, dan zijn de blaadjes scherp maar de bloem niet.

Slide 12 - Tekstslide

Evenwijdig  
In afbeelding 1 zie je twee lichtstralen die door een bolle lens gaan. De lichtstralen die naar de lens gaan, zijn evenwijdig. Dat betekent dat de afstand tussen de lijnen steeds hetzelfde is. 

Slide 13 - Tekstslide

Brandpunt
Aan de andere kant van de lens gaan de lichtstralen naar elkaar toe. Ze komen samen in één punt. Dit punt noem je het brandpunt. 
Als je de lens omdraait, zie je precies hetzelfde. De lens heeft dus aan beide kanten een brandpunt. 
De brandpunts-afstand is de afstand van de lens tot het brandpunt 

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdas
De lichtstraal die precies door het midden van de lens gaat, blijft rechtdoor gaan. 
Deze lichtstraal wordt niet gebroken. De lijn door het midden van de lens noem je de hoofdas.

Slide 15 - Tekstslide

Lichtstralen door een bolle lens
Je leert tekenen hoe de lichtstralen door de lens gaan. Dit tekenen noem je construeren. 

Je hebt een voorwerp en deze staat voor een bolle lens, de lens is getekend als een lijntje.
Er moeten 3 belangrijke stralen getekend worden!

Slide 16 - Tekstslide

Lijn 1
De straal evenwijdig aan de hoofdas naar de lens.

Na de lens gaat de straal door het brandpunt achter de lens

Slide 17 - Tekstslide

Lijn 2
De straal gaat door het brandpunt VOOR de lens.

Na de lens gaat de straal evenwijdig aan de hoofdas. 

Slide 18 - Tekstslide

Lijn 3
Deze straal gaat door het midden van de lens.

Deze straal word niet gebroken.
DUS na de lens gaat deze straal in dezelfde richting.

Slide 19 - Tekstslide

Voorwerp - afstand
Als je alle 3 de lijnen in 1 plaatje zet kan je het voorwerp construeren. 
Het voorwerp is de pijl, De afstand tussen de pijl en de lens noem je Voorwerp-afstand

Slide 20 - Tekstslide

Beeld-afstand
Aan de andere kant komen de lichtstralen bij elkaar, Daar krijg je het beeldpunt. 

De afstand van de lens tot het beeldpunt noem je Beeld-afstand. 

Het beeld staat op zijn kop en is een stuk kleiner

Slide 21 - Tekstslide

Menselijk oog
Een oog bevat ook een bolle lens.

Een lichtstraal gaat eerst door het hoornvlies, daarna via de pupil naar de ooglens. 

Pupil is een opening in het midden van de iris (De iris is de kleur in je oog)

Slide 22 - Tekstslide

Menselijk oog
Achter de lens ligt het glasachtig lichaam. Dit is een doorzichtige bol.

 Tot slot komt de lichtstraal op het netvlies. Het netvlies ligt achter in je oog. Via de oogzenuw gaat er een signaal naar je hersenen. Je hersenen weten daardoor wat je ziet. 

Slide 23 - Tekstslide

Het oog kijkt naar een witte P op een blauw bord. Op het netvlies is het beeld kleiner en het staat op zijn kop. Ook zijn links en rechts omgewisseld.

Slide 24 - Tekstslide

Licht en donker  
Komt er te veel of te weinig licht in je oog, dan zie je niet goed. Je oog past dit zelf aan . 

Als er veel licht is, wordt je pupil klein. 
Als het donker is, wordt je pupil groot. 

Slide 25 - Tekstslide

Dichtbij en ver weg
Je wilt dingen dichtbij en ver weg goed kunnen zien. Je oog kan allebei, maar niet tegelijk. Dat komt omdat de lens in je oog van vorm kan veranderen. De ooglens kan meer of minder bol worden. 

Als je ooglens van vorm verandert, noem je dat accommoderen. Accommoderen betekent aanpassen.  
 

Slide 26 - Tekstslide

Als een ooglens minder bol is kun je ver weg goed zien
Als je ooglens heel bol is, kun je dichtbij goed zien (afbeelding 2). 

Slide 27 - Tekstslide

Maak nu opdracht 1 t/m 31
Blz   195 t/m 208

Slide 28 - Tekstslide

Onthouden!  
Een bolle lens is in het midden dikker dan aan de buitenkant.  
Met een lens kun je een beeld maken van de werkelijkheid.  
Door het scherpstellen van een camera, zorg je voor een scherp beeld.  
Evenwijdig betekent dat de afstand tussen de lijnen hetzelfde blijft.  
In het brandpunt van een lens komen de lichtstralen samen.  
De afstand van het brandpunt tot de lens is de brandpunts-afstand.  
De afstand van een voorwerp tot de lens is de voorwerps-afstand.  
De afstand van het beeld tot de lens is de beeld-afstand.  
De hoofdas loopt midden door de lens.  
Construeren doe je als je de lichtstralen door een lens tekent.  
De onderdelen van je oog zijn: hoornvlies, pupil, iris, ooglens, glasachtig lichaam, netvlies, oogzenuw.  
De pupil kan zich aanpassen aan licht en donker, hij wordt kleiner of groter.  
Je ooglens kan bol of plat worden. Dat heet accommoderen.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video