15-1 H1 wg (wwu etc)

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Huiswerkcheck
  3. Lesdoel
  4. Efkes herhalen (1 zin samen)
  5. Werkwoordelijk gezegde: de lastige varianten
  6. Aan de slag! (Nakijken + maken opdr.)
  7. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkcheck

Leg de gemaakte opdrachten van de afgelopen week open op tafel.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel:
  • Je weet hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt;

  • Je weet wanneer te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde horen;
  • Je weet wanneer je te maken hebt met een werkwoordelijke uitdrukking als werkwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Tekstslide

De held zou volgens de film met zijn grootste vijanden hebben gevochten.
pv =
zinsdelen /
ow =
wg =

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
alle werkwoorden van een zin.
Extra:
  • Als voor het hele werkwoord ''te'' of ''aan het'' staat, hoort dit bij het wg.
Aan de waslijn \ hingen \ onze pakken \ te drogen. (wg = hingen te drogen)
De trainer \ is \ de opstelling \ aan het bedenken. (wg = is aan het bedenken)

  • Sommige werkwoorden zijn scheidbare werkwoorden.
Hij nodigt zijn vrienden uit. (wg = nodigt uit)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Op dinsdag zijn de medewerkers altijd aan het klagen.
A
zijn klagen
B
zijn aan het klagen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Voor hun gevoelens durven jongeren vaak niet uit te komen.
A
durven te komen
B
durven komen
C
durven uit te komen

Slide 10 - Quizvraag

Maar....
Dit klopt niet helemaal:
''Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden van een (enkelvoudige) zin''

Want: werkwoordelijke uitdrukkingen horen ook bij het wg!

Slide 11 - Tekstslide

De werkwoordelijke uitdrukking
Soms is het werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking. Dat is een vaste combinatie van een werkwoord met andere woorden.

Het is altijd figuurlijk bedoeld (en dus niet letterlijk) .

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: op de kast jagen 

De leerlingen \ jagen \ de leraar \ op de kast.
wg = jagen op de kast  (figuurlijk)

De leerling \ jaagt \ de spin \ op de kast.
wg = jaagt (letterlijk)

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijke uitdrukkingen
Ik raak nu helemaal de kluts kwijt.
Geen letterlijke betekenis
Betekent: raak in de war

Janine koos het hazepad.
Geen letterlijke betekenis
Betekent : vluchtte




Jesse raakt vaak zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis.
Geen werkwoordelijke uitdrukking




Slide 14 - Tekstslide

De ervaren schaatser gaat niet verder trainen.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijke uitdrukking
B
Deze zin heeft geen werkwoordelijke uitdrukking

Slide 15 - Quizvraag

De dief beloofde op het rechte pad te blijven.
A
Deze zin heeft een werkwoordelijke uitdrukking
B
Deze zin heeft geen werkwoordelijke uitdrukking

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin staat een werkwoordelijke uitdrukking?

A
De poes is op de kast geklommen.
B
De conciërge laat de vervelende leerling de vloer vegen.
C
Ik wandel vandaag lekker door het bos.
D
Jorn werd voor het lapje gehouden.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Meneer Peters viel meteen maar met de deur in huis.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde van de tweede zin?

Ik ben er klaar mee. Hier trek ik de lijn.

Slide 19 - Open vraag

Groep paars:
Ik vind het super makkelijk
Groep blauw:
Ik denk dat ik het wel begrijp maar ik wil nog wel de aantekening en wat extra oefenen.
Groep groen:
Ik vind dit nog wel lastig. Ik wil graag de aantekening en nog extra oefenen.
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7.
- Verzin een verhaal van 100 woorden waarin je 10 'lastige werkwoordelijke gezegdes' verwerkt.
- Aantekening
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7
- Aantekening
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7
Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde 
= alle werkwoorden van een zin
Extra:
  • Als voor het hele werkwoord ''te'' of ''aan het'' staat, hoort dit bij het wg.
Aan de waslijn \ hingen \ de pakken \ te drogen. (wg = hingen te drogen)
De trainer \ is \ de opstelling \ aan het bedenken. (wg = is aan het bedenken)

  • Sommige werkwoorden zijn scheidbare werkwoorden.
Hij \ nodigtzijn vriend  \uit. (wg = nodigt uit)

  •  Soms is het wg een werkwoordelijke uitdrukking. (Figuurlijk i.p.v. letterlijk!)
Hij \ jaagt \ de docent \ op de kast. (wg = jaagt op de kast)

Slide 21 - Tekstslide

Groep paars:
Ik vind het super makkelijk
Groep blauw:
Ik denk dat ik het wel begrijp maar ik wil nog wel de aantekening en wat extra oefenen.
Groep groen:
Ik vind dit nog wel lastig. Ik wil graag de aantekening en nog extra oefenen.
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7.
- Verzin een verhaal van 100 woorden waarin je 10 'lastige werkwoordelijke gezegdes' verwerkt.
- Aantekening
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7
- Aantekening
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7
Iedereen: eerst nakijken gemaakte opdrachten!

Slide 22 - Tekstslide

Reflectiemomentje

Hoe gaat het tot nu toe?

Wat vind je nog lastig?


Lesdoel:

  • Je weet hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt;


  • Je weet wanneer te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde horen;
  • Je weet wanneer je te maken hebt met een werkwoordelijke uitdrukking als werkwoordelijk gezegde.

Slide 23 - Tekstslide

- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7.
- Verzin een verhaal van 100 woorden waarin je 10 'lastige werkwoordelijke gezegdes' verwerkt.
- Aantekening
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7
- Aantekening
- Theorie: blz. 111 lezen.
- Maken: opdr. 6 + 7
Huiswerk & Taalvout

Slide 24 - Tekstslide