Taal/spelling week 3 les 3 - vrijdag

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 6-8

zinsdelen

woordsoorten

onderwerp

lijdend voorwerp

wederkerend voornaamwoord

meewerkend voorwerp

werkwoordelijk

gezegde

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

voorzetsel

lidwoord

Wederkerend voornaamwoord

Een wederkerend werkwoord heeft altijd een ......... bij zich

1. wederkerend voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijknaamwoord
4. wederkerend bijwoord

A) Ik realiseer me dat je je zo voelt.

1. Het wederkerend voornaamwoord = ik
2. Het wederkerend voornaamwoord = me
3. Het wederkerend voornaamwoord = je
4. Er staat geen wederkerend voornaamwoord in

A) Ik realiseer me dat je je zo voelt.

1. Het wederkerend voornaamwoord = ik
2. Het wederkerend voornaamwoord = me
3. Het wederkerend voornaamwoord = je
4. Er staat geen wederkerend voornaamwoord in

Een wederkerend werkwoord heeft een wederkerend voornaamwoord bij zich.

1. Juist
2. Onjuist

1. persoonlijk vnw
2. bezittelijk vnw
3. wederkerend vnw
4. wederkerig vnw

Het woord:
ZICH
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

Vergis jij je nu niet meer?

1. Vergis
2. jij
3. je
4. niet

koppelteken

lesdoel

Ik kan woorden met koppelteken correct spellen.

wat staat hier?

naapen

• na-apen
  

koppelteken

Je gebruikt een koppelteken als er klinkers botsen, die ook samen een klank kunnen vormen.

bijvoorbeeld:

auto + ongeluk = auto-ongeluk

mini + jurk = mini-jurk

kijk maar

minijurk

• mini-jurk

camerainstelling

• camera-instelling
  

koppelteken

Uitzonderingen

Je gebruikt een koppelteken als er er in het samengestelde woord cijfers voor?

bijvoorbeeld:

80-jarige

koppelteken

Je gebruikt een koppelteken als er in het samengestelde woord een afkorting voorkomt.

bijvoorbeeld:

usb-stick

koppelteken

Uitzonderingen

Je gebruikt een koppelteken bij aardrijkskundige namen

bijvoorbeeld:

Zuid + Holland = Zuid-Holland

wel of geen koppelteken

1. stage uren
2. stage-uren

Welke samenstelling is goed gespeld?

1. manenschijn
2. afstandbediening
3. hartenwens
4. hondehok

Maak een samenstelling
Beer + sterk

1. Berensterk
2. Beresterk

wel of geen koppelteken

1. cv-ketel
2. cv ketel

wel of geen koppelteken?

1. minimuminkomen
2. minimum-inkomen

wel of geen koppelteken

1. dvd collectie
2. dvd-collectie

wel of geen koppelteken

1. ex premier
2. ex-premier

wel of geen koppelteken

1. A4 formaat
2. A4-formaat

Bij welk woord hoort geen koppelteken?

1. zee-egel
2. woon-werkverkeer
3. bruto-winst
4. hotel-restaurant

Bij welk woord hoort geen koppelteken?

1. samenwerkings-opdracht
2. Rooms-Katholiek
3. Zuid-Holland
4. zwart-wit

Kies de juiste samenstelling

1. Aspergesoep
2. Aspergensoep

Tijd voor dictee Frans leenwoorden Snappet