Vervolg 2.6

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FiscaalMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
2.7: Loon en overige inkomsten
2.8: Box 1: Inkomsten uit de eigen woning
Eigenwoningforfait
Hypotheekrenteaftrek

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het begrip urencriterium bij ondernemingen?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

Bij welke ondernemingsvormen ben je privé aansprakelijk?
A
BV
B
Eenmanszaak
C
NV
D
VOF

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvormen is het bedrijf een rechtspersoon?
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Urencriterium niet behaald
Inkomsten opgeven: Inkomsten uit overige werkzaamheden 

Slide 10 - Tekstslide

Aftrekposten ondernemer
Aftrekposten verlagen de winst zodat je minder belasting betaalt

Zelfstandigenaftrek (€ 6.310  in 2022 ) (bij niet bereiken AOW-leeftijd => dan 50%) 
Voorwaarde: urencriterium , minimaal 50% arbeidstijd

Startersaftrek (€ 2.123 in 2022)
Voorwaarden: U was in 1 of meer van de 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer.
U paste in die periode niet meer dan 2 keer zelfstandigenaftrek toe.

Als ondernemer zijn er nog veel meer aftrekposten maar dit zijn de belangrijkste!

Slide 11 - Tekstslide

Winst vs belastbare winst
Nettowinst
  • - startersaftrek
  • - zelfstandigenaftrek
  • - MKB winstvrijstelling
  • = belastbare winst

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Zelf aan de slag
Lezen: 2.6 
Maken: opdracht 9, 10 en 11 

Slide 14 - Tekstslide

2.7 Box 1: loon en overige inkomsten
Zoek op: wat wordt er verstaan onder loon.

Slide 15 - Tekstslide

Wat wordt verstaan onder loon?

Slide 16 - Woordweb

2.7 Box 1: loon en overige inkomsten
Loon => voordelen door je baan. 

Inclusief overuren, vakantiegeld, eventuele winstdelingen, loon in natura (geen geld, maar goederen), privégebruik van een auto van de zaak, fictief loon voor de directeur-grootaandeelhouder en uitkeringen op grond van socialeverzekeringswetten (WW en ZW)


Slide 17 - Tekstslide

Loonheffing als voorheffing IB

Slide 18 - Tekstslide

Inkomsten overige werkzaamheden
Hieronder vallen alle werkzaamheden die niet als ondernemer of arbeid uit dienstbetrekking zijn aan te merken.

Werkzaamheden verricht in het economisch verkeer en gericht op het behalen van voordeel.

Dus geen hobbyactiviteiten maar wel betaald schoonmaken, betaald kinderoppas, thuiskapper, klussen voor geld, etc.....

Slide 19 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Lezen 2.7 en maken 12, 13 en 14. 

Slide 20 - Tekstslide

2.8 Inkomsten uit de eigen woning
Box 1: 
(Winst uit onderneming)
(Loon uit dienstbetrekking)
(Inkomsten overige werkzaamheden)
(Periodieke uitkeringen)
Inkomsten eigen woning

Slide 21 - Tekstslide

Vraag:
Wat is 'de eigen woning in box 1' ? 




Slide 22 - Tekstslide

Vraag;
Wat is 'de eigen woning in box 1' ? 

Het gaat hier alleen om de de woning waar iemand in woont. Het belastingrecht spreekt over de woning die voor de belastingplichtige als hoofdverblijf geldt.






Slide 23 - Tekstslide

Inkomsten uit eigen woning
Eigenwoningforfait
Aftrekposten eigen woning
Hypotheekrenteaftrek
Bijleenregeling

Slide 24 - Tekstslide

Eigenwoningforfait (huurwaardeforfait)
Als je een eigen woning hebt dan gaat de belastingdienst ervanuit dat je een voordeel hebt omdat je geen huur hoeft te betalen.
Over dit voordeel moet je dan belasting betalen in Box 1.
Let op: dit moet je kunnen uitrekenen op je examen!!! 
Dit fictieve huurbedrag noemen we het eigenwoningforfait

De hoogte van je eigenwoningforfait is afhankelijk van de WOZ-waarde. 
Hoe hoger de WOZ waarde hoe hoger het percentage eigenwoningforfait.

Heb je in één jaar 2 woningen dan wordt het forfait "tijdsevenredig" toegepast (niet nodig voor examen) 
Forfaitair betekent "van te voren vastgesteld" en bij het eigenwoningforfait heeft de wet dus een van te voren voordeel heeft toegekend aan het hebben van een koopwoning.
De WOZ-waarde is een de waarde die jouw woning vertegenwoordigd in het  economisch verkeer. De WOZ-waarde wordt door de gemeente bepaald en hoeft dus niet hetzelfde bedrag te zijn als waarvoor je het huis koopt of verkoopt.

Slide 25 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld eigenwoningforfait
Je koopt in 2022 een woning voor € 300.000,-
In februari 2023 krijg je van de gemeente een brief waarin staat dat je huis getaxeerd is op een WOZ-waarde van € 280.000,-

Berekend het eigenwoningforfait waarover je inkomstenbelasting moet betalen?
(het tarief voor de eigenwoningforfait is 0,35% => zie boek blz. 53) 

Berekening

Slide 26 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld eigenwoningforfait
Je koopt in 2022 een woning voor € 300.000,-
In februari 2023 krijg je van de gemeente een brief waarin staat dat je huis getaxeerd is op een WOZ-waarde van € 280.000,-

Berekend het eigenwoningforfait waarover je inkomstenbelasting moet betalen?
(het tarief voor de eigenwoningforfait is 0,35%)

Berekening
WOZ x tarief eigenwoningforfait
€ 280.000 x 0,35% = € 980,00

Slide 27 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld eigenwoningforfait
Je koopt in 2022 een woning voor € 300.000,-
In februari 2023 krijg je van de gemeente een brief waarin staat dat je huis getaxeerd is op een WOZ-waarde van € 280.000,-

Berekening
WOZ x tarief eigenwoningforfait
€ 280.000 x 0,35% = € 980,00
Stel: jij betaalt 40% aan inkomstenbelasting. Hoeveel belasting moet je dan betalen over dit eigenwoningforfait?
Berekening:

Slide 28 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld eigenwoningforfait
Je koopt in 2022 een woning voor € 300.000,-
In februari 2023 krijg je van de gemeente een brief waarin staat dat je huis getaxeerd is op een WOZ-waarde van € 280.000,-

Berekening
WOZ x tarief eigenwoningforfait
€ 280.000 x 0,35% = € 980,00
Stel: jij betaalt 40% aan inkomstenbelasting. Hoeveel belasting moet je dan betalen over dit eigenwoningforfait?
Berekening: 40% x € 980,00 = € 392,00

Slide 29 - Tekstslide

Je koopt in 2022 een woning voor € 350.000,-
In februari 2023 krijg je van de gemeente een brief waarin staat dat je huis getaxeerd is op een WOZ-waarde van € 300.000,- . Wat is het eigen woningforfait?

Slide 30 - Open vraag

Stel: jij betaalt 40% aan inkomstenbelasting. Hoeveel belasting moet je dan betalen over dit eigenwoningforfait van € 1.050

Slide 31 - Open vraag

Aftrekposten eigen woning
Tegenover de inkomsten uit eigen woning (eigenwoningforfait) staan de hypotheek-rentaftrek en de financieringskostenaftrek voor een eigen woning.

Zoals je in het rekenvoorbeeld zag was de bijtelling bij je inkomen een laag bedrag (€ 980). De aftrek die de hypotheekrente en de financieringskosten creëren zijn vaak een veel hoger bedrag dan het eigenwoningforfait waardoor je inkomen dus minder wordt en je minder inkomstenbelasting hoeft te betalen.

Dit levert een flink belastingvoordeel voor de huiseigenaren op en maak feitelijk het hebben van een koopwoning voor veel mensen haalbaar.

Slide 32 - Tekstslide

Hypotheekrenteaftrek
De aftrek van de hypotheekrente is al jaren een discussiepunt onder politieke partijen.
Tijdens de economische crisis in 2012 besloten een aantal partijen dat de hypotheekrente- aftrek niet langer houdbaar was. De hypotheekrenteaftrek kost de overheid miljarden per jaar.
De wet is dus aangepast met als grootste aanpassing dat:
  • de hypotheekrente aftrek stapsgewijs wordt afgebouwd (37,10% in 2023)
  • alleen op nieuwe annuïteiten- of lineaire hypotheek mag worden afgetrokken;
  • de maximale periode voor aftrek is 30 jaar;
  • het hypotheekbedrag dat je mag lenen is maximaal 100% van de taxatiewaarde.

Ook belangrijk!! Alleen hypotheekrenteaftrek op het hoofdverblijf

Slide 33 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld maximale hypotheek
Je gaat een huis kopen van € 250.000,-. Je moet allerlei bijkomende kosten betalen zoals: overdrachtsbelasting, notariële kosten, advieskosten, etc...

Stel dat de overige kosten € 25.000,- bedragen en je huis wordt getaxeerd op € 240.000,-
Hoeveel mag je dan maximaal lenen en hoeveel moet je zelf aan (spaar)geld inleggen?

Koopprijs
€ 250.000
Bijkomende kosten
€ 25.000
+
Totaal te betalen
€ 275.000
Taxatie waarde
€ 240.000
-
Zelf betalen
€ 35.000

Slide 34 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Goed doorlezen hoofdstuk 2.8. 

Maken: opdrachten  15, 16 (niet 16E)  en 17. 

Slide 35 - Tekstslide

2.9 Persoonsgebonden aftrek
Soms zijn er situaties waarin je extra (persoonlijke) uitgaven hebt. Een aantal van deze uitgaven mag je aftrekken.
  • betaalde partneralimentatie
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten => Examen! 
  • uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten
  • studiekosten en andere scholingsuitgaven (NIET MEER!!!)
  • giften aan een ANBI 
  • lening aan een startende ondernemer (durfkapitaal)

Niet alles mag afgetrokken worden. Vaak is er een drempelbedrag of een maximum.
Let op fiscaal partnerschap. Meest verdienende heeft hoogste aftrek!

Slide 36 - Tekstslide

     Inkomen box 1
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
persoonsgebonden aftrek (zorgkosten )
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!!!

Slide 37 - Tekstslide

Fiscaal Partnerschap
- Gehuwden
-  Samenwonend en notarieel samenlevingscontract
- Geregistreerd partnerschap 
- Samenwonend en samen een kind
- Samenwonend en partners bij het pensioenfonds
- Samenwonend en beiden eigenaar van een eigen woning

Slide 38 - Tekstslide

Fiscaal Partnerschap
Gevolgen: aftrekposten onderling verdelen. 

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente

Slide 40 - Quizvraag

Je partner met wie al 5 jaar samenwoont wordt ernstig ziek.
Voor de behandeling moet je partner voor 3 maanden verpleegd worden in het UMC in Groningen.
Uiteraard wil je zo veel mogelijk bij je partner zijn en reis je meerdere keren per week met de auto op en neer naar Groningen (120 km enkele reis).

Kun je de vervoerskosten als aftrekpost opvoeren? Beargumenteer waarom wel of niet.

Slide 41 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Lezen: 2.9 en maken opdracht 18 en 19 
Maken opdrachten Zorgkosten 
Zie hiervoor Teams. 
Opdracht zorgkosten klaar antwoord krijg je van mij

Slide 44 - Tekstslide

Schijventarief inkomstenbelasting
Tot en met 2019 waren er in Nederland 4 belastingschijven waarover je inkomstenbelasting berekend werd.
Vanaf 2020 zijn er nog slechts 2 belastingschijven (tot AOW-leeftijd; 3 schijven vanaf AOW-leeftijd) 

Er wordt onderscheid gemaakt in wel of geen AOW-leeftijd bereikt.
Dit komt omdat als je de AOW leeftijd bereikt, je geen AOW premie meer hoeft te betalen.

De belastingschijven in Box 1 zijn progressief. De burgers met de hoogste inkomens betalen meer belasting om de burgers met minder inkomen te ondersteunen. Box 2 en 3 wordt proportioneel belast. Hoofdregel: alle bedragen worden afgerond op hele euro's in het voordeel van de belastingplichtige



Slide 45 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld tarief 2019

Slide 46 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld tarief 2020

Slide 47 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maken opdracht 20 , 21 en 22.

Opdracht 21 = rekenen met het schijventarief. Kunnen we eventueel samen maken. 
Klaar? Rekenen maken. Opdracht 23. 
Maak ook de kennistoets 
Klaar? Maak de opdracht OZB en opdracht Boxen 

Slide 48 - Tekstslide

2.11 Samenvatting 
Aftrekposten en heffingskortingen zorgen er beide voor dat je minder inkomstenbelasting hoeft te betalen. Toch is er een belangrijk verschil tussen aftrekpost en heffingskorting.

Een aftrekpost verlaagt het bruto-inkomen waarover de belasting berekend wordt.
Een heffingskorting wordt van het berekende bedrag aan inkomstenbelasting afgetrokken.

Dit is belangrijk want als een heffingskorting je bruto-inkomen zou verlagen dan krijg per per saldo dus minder terug.

Slide 49 - Tekstslide

Heffingskortingen
De hoogte van de korting is persoonsgebonden. Individuele omstandigheden bepalen.
  • Algemene heffingskorting
  • Arbeidskorting
  • Inkomensafhankelijke combinatiekorting
  • Heffingskorting voor AOW-gerechtigden
  • Jonggehandicaptenkorting
  • Ouderenkorting
  • Alleenstaande ouderenkorting
  • Levensloopverlofkorting
  • Korting groene beleggingen
Iedereen met een inkomen heeft recht op de algemene heffingskorting. Maximaal € 2.711 maar inkomen boven € 68.507 dan € 0,00
Iedereen die werkt heeft recht op een arbeidskorting. De werkgever houdt al rekening met de arbeidskorting bij de loonbelating.
Als je werkt en je kind is 12 of jonger dan heb je recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Maximaal € 2.881 als je (arbeids)inkomen hoger is dan € 30.233.
Let op! voor één of meer kinderen!
Bij gescheiden ouders kan het inkomen flink teruglopen bij één van de ouders. Er zijn dan speciale voorwaarden waardoor beide ouders toch recht hebben op de combinatiekorting (bijv bij co-ouderschap)
Deze korting is voor mensen die een Wajong-uitkering hebben.
Het bedrag is € 749 per jaar mits er geen ouderenkorting wordt ontvangen.
De overige kortingen zijn erg ingewikkeld en hoe je alleen van naam te kennen.

Slide 50 - Tekstslide

Wat zijn de twee eisen voor ondernemerschap voor inkomstenbelasting winst uit onderneming?

Slide 51 - Open vraag