Energiesystemen Voeding

Basisvoeding & energiesystemen


Energieleveranciers: koolhydraten & vet
Bouwstoffen: eiwitten                                                               

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BasisvoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Basisvoeding & energiesystemen


Energieleveranciers: koolhydraten & vet
Bouwstoffen: eiwitten                                                               

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn energiesystemen?
Tijdens inspanning zijn de koolhydraten en vetten het belangrijkst als energiebronnen.  De brandstoffen dienen eerst via een chemisch proces omgezet te worden in adeninetrifosfaat (ATP). Deze ATP kan het lichaam als energie gebruiken tijdens de inspanning. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les behandelen?
ATP
ADP
ATP-resynthese

Energiesystemen
Capaciteit en vermogen

Slide 3 - Tekstslide

ATP de enige energie!


ATP is de enige bruikbare brandstof van je lichaam. ATP zorgt ervoor dat je spieren kunnen samentrekken.




1
2

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Splitsing van ATP
.
.
.

Enzymen zijn eiwitten die een chemische reactie versnellen of vertragen.


Slide 6 - Tekstslide

ATP-Resynthese
                       Enzymen
ADP + P + Energie ----> ATP
Je lichaam vult de ADP aan met één fosfaat (p) om weer tot ATP te komen. Ook dit kost (opgeslagen) energie.

Slide 7 - Tekstslide

ATP-->ADP-->ATP-->ADP
Dit proces herhaalt zich ontelbaar vaak in je lichaam om alle bewegingen mogelijk te maken.

Maar waar komt de energie (fosfaat, P) nu vandaan die ADP telkens weer aanvult?


Slide 8 - Tekstslide

Energiesystemen
Om de ADP weer aan te vullen maakt je lichaam gebruik van 3 verschillende systemen:
  • Fosfaatsysteem
  • Melkzuursysteem
  • Zuurstofsysteem

Slide 9 - Tekstslide

Capaciteit en vermogen
Ieder systeem heeft andere kwaliteiten en nadelen. Dit heeft voornamelijk te maken met de capaciteit en het vermogen van het systeem.

  Capaciteit                                                                                      Vermogen

Slide 10 - Tekstslide

Capaciteit <---> Vermogen

Capaciteit en vermogen zijn altijd met elkaar verbonden!

Als je meer vermogen geeft kun je dit minder lang volhouden. Wil je iets lang vol houden moet je minder vermogen geven.
Minder vermogen betekent met: minder kracht en/of lagere snelheid


Als je de auto harder laat rijden is de tank eerder leeg.

Slide 11 - Tekstslide

Fosfaat-systeem
Capaciteit --> tot 20 seconden

Vermogen --> zeer groot vermogen

Inspanningen zoals: 100m sprint, Kogelstoten, enz...


Slide 12 - Tekstslide

Melkzuursysteem
Capaciteit --> tot 2 minuten

Vermogen --> groot vermogen

Nadelig effect: je verzuurt, presatie niveau neemt af.

Inspanningen zoals: 400m sprint, 1000m schaatsen, enz...

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Zuurstofsysteem
Capaciteit --> Zeer groot, kun je uren mee sporten

Vermogen --> matig tot klein

Inspanningen zoals: Marathon, wandelen, fietsen, enz...

Slide 15 - Tekstslide

Alles in één tabel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Stelling:
Duursporters hebben geen koolhydraten nodig 
Stelling

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Test nu je kennis!
In de volgende dia's een aantal vragen. Probeer ze zo goed mogelijk te beantwoorden.


Slide 20 - Tekstslide

Wat is de capaciteit van het fosfaat systeem?
A
tot 20 seconden
B
100% intensiteit
C
tot 2 minuten
D
80% intensiteit

Slide 21 - Quizvraag

Sleep de energiesystemen van meest naar minst vermogen
Meest
vermogen
Minst
vermogen
1
2
3
Fosfaat systeem
Melkzuur systeem
Zuurstof systeem

Slide 22 - Sleepvraag

Sleep de inspanningen van meest naar minst vermogen
Meest
vermogen
Minst
vermogen
1
2
3
Marathon
400m sprint
100m sprint

Slide 23 - Sleepvraag

Bij welk van de onderstaande sporten maakt lichaam gebruik van het melkzuur systeem?
A
Kogelstoten
B
Schaatsen
C
Judo
D
Marathon

Slide 24 - Quizvraag

Zoek een foto waarbij een sport(activiteit) te zien is waarbij ons lichaam gebruikt maakt van het fosfaatsysteem.

Slide 25 - Open vraag

Van welk energie systeem maakt je lichaam gebruik tijdens het wandelen?
A
Fosfaatsysteem
B
Melkzuursysteem
C
Anaerobesysteem
D
Zuurstofsysteem

Slide 26 - Quizvraag

Wat is ons lichaam versnelt of vertraagt het proces ATP --> ADP en/of ADP --> ATP?

Slide 27 - Open vraag

Als je capaciteit en vermogen vergelijkt met een auto dan:

A
Is capaciteit hoe diep je het gas pedaal in drukt
B
Is vermogen hoe groot de benzinetank van de auto is
C
Zegt capaciteit iets over hoe snel de auto maximaal kan rijden
D
Zegt vermogen iets over hoe snel de auto kan optrekken

Slide 28 - Quizvraag

Opdracht

1 Benoem de drie energiesystemen.
2 Bedenk bij elk systeem een bijpassende sport.
3 Welk systeem is het grotendeels in werking als je
fitnessoefeningen uitvoert (4 setjes van 10 herhalingen met 1 minuut pauze).
4 Als je 45 minuten op de loopband loop met een snelheid van 10
km / uur, zit je grotendeels in het …………………………..systeem?

Slide 29 - Tekstslide