2G hh 1B corona

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet                 je al?
- WG/NG
-mv
-BWB
-HZ/BZ
-vw, psv, bzv

Slide 2 - Tekstslide

Deze les 
- Bespreken: pakketje H4.8/H5.7 t/m opdr.8 
- VRAGEN?
- LessonUp-quiz
- nakijken pakketje (had je al thuis moeten doen!)
- keuze uit opdr. 10 t/m 13 + allen: opdracht 14

Slide 3 - Tekstslide

Welk psv of welke psv's zitten in deze zin?

Je kunt ze morgen bij mevrouw Meijer ophalen.

A
je
B
mevrouw Meijer
C
je + ze
D
morgen

Slide 4 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling?
Na dit teleurstellende seizoen zal PSV de trainer ontslaan.
A
Na dit teleurstellende seizoen
B
PSV
C
de trainer
D
geen bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin heeft geen meewerkend voorwerp?
A
Je moet je slippers aan de waterkant laten staan.
B
Marlies heeft voor haar moeder bloemen meegenomen.
C
Neem je een glaasje water voor me mee?
D
Ik heb na afloop iets lekkers voor de kinderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin heeft geen meewerkend voorwerp?
A
Je moet je slippers aan de waterkant laten staan.
B
Marlies heeft voor haar moeder bloemen meegenomen.
C
Neem je een glaasje water voor me mee?
D
Ik heb na afloop iets lekkers voor de kinderen

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin heeft geen meewerkend voorwerp?
A
Je moet je slippers aan de waterkant laten staan.
B
Marlies heeft voor haar moeder bloemen meegenomen.
C
Neem je een glaasje water voor me mee?
D
Ik heb na afloop iets lekkers voor de kinderen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 11 - Quizvraag

De wedstrijd werd helaas afgelast.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 12 - Quizvraag

Ik was behoorlijk boos na die ruzie.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 13 - Quizvraag

Ik blijf proberen om kampioen te worden.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 14 - Quizvraag

Welke zinsontleding is goed?
A
Wij /gaan/ niet / naar school fietsen.
B
Wij /gaan/ niet / naar school/ fietsen.
C
Wij /gaan/ niet naar school fietsen.
D
Wij /gaan niet / naar school fietsen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quizvraag

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Wie aan mijn vriendje zit, zal ik een waarschuwing geven.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 17 - Quizvraag

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 18 - Quizvraag

Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken?
Ik ga vanavond koken voor mijn moeder.
Zij is zo moe van het werken.
A
en
B
maar
C
omdat
D
want

Slide 19 - Quizvraag

Bepaal in onderstaande zinnen: samengesteld of enkelvoudig?
Wil je nog een keer opscheppen of wil je graag een toetje?
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 20 - Quizvraag

Bepaal in onderstaande zinnen: samengesteld of enkelvoudig?
Hij zag de vrachtauto met grote snelheid naderen.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 21 - Quizvraag