NN Formuleren H1-3

Wat betekent de P als we bij zinsopbouw de letters O, P en A gebruiken?
1 / 30
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat betekent de P als we bij zinsopbouw de letters O, P en A gebruiken?

Slide 1 - Open vraag

Waarom maakt jouw hond een dansje?
Zinsopbouw? Gebruik O-P-A

Slide 2 - Open vraag

Die planten hebben we gisteren gekocht.
Zinsopbouw?

Slide 3 - Open vraag

Koop ook eens een cactus!
Zinsopbouw?

Slide 4 - Open vraag

Vinden cactussen regen prettig?
Zinsopbouw?

Slide 5 - Open vraag

Hoe formuleer je
aantrekkelijk?
Varieer in:

Slide 6 - Woordweb

Welk verband geeft het signaalwoord 'vroeger' aan?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijd
D
voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft het verband 'reden' aan?
A
bovendien
B
toch
C
daardoor
D
daarom

Slide 8 - Quizvraag

Welk signaalwoord vul je in?
De trein had vertraging; ... is het me gelukt op tijd thuis te zijn.

Slide 9 - Open vraag

Signaalwoord?
We hebben veel beleefd in Mexico. ..., het was een interessante reis.

Slide 10 - Open vraag

Signaalwoord?
We eten graag uitgebreid. ... maken we geregeld vijfgangendiners.

Slide 11 - Open vraag

Men heeft de stilgevallen auto weggesleept.
A
de bedrijvende vorm is goed
B
de zin kan beter in de lijdende vorm staan

Slide 12 - Quizvraag

De buurman laat zijn hond na de avondklok uit.
A
de bedrijvende vorm is goed
B
de zin kan beter in de lijdende vorm staan

Slide 13 - Quizvraag

De ploeg voetballers was/waren tevreden met het verloop van de wedstrijd.
A
was
B
waren
C
kan allebei

Slide 14 - Quizvraag

Het lijkt erop dat het ziekenhuispersoneel zich vaker ziek meldt/melden.
A
meldt
B
melden
C
kan allebei

Slide 15 - Quizvraag

Ruim twintig procent van de ondervraagden geeft/geven aan geen kaas te lusten.
A
geeft
B
geven
C
kan allebei

Slide 16 - Quizvraag

De rondhangende relschoppers werd/werden opgedragen te vertrekken.
A
werd
B
werden
C
kan allebei

Slide 17 - Quizvraag

Een paar schoenen staat/staan op de mat.
A
staat
B
staan
C
kan allebei

Slide 18 - Quizvraag

De klanten werd/werden aantrekkelijke kortingen geboden.
A
werd
B
werden
C
kan allebei

Slide 19 - Quizvraag

Deze wetenschap vindt ... oorsprong in een toevallige ontmoeting.
A
haar
B
zijn
C
hun

Slide 20 - Quizvraag

Hij werkt bij een bedrijf, ... kerstpakketten samenstelt.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 21 - Quizvraag

Deze boeken zijn voor je ouders. Wil je die aan ... overhandigen?
A
hen
B
hun

Slide 22 - Quizvraag

... hebben helaas de bus gemist.
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 23 - Quizvraag

Als je ... vertelt dat ik ook bij de rellen was, kijk ik je nooit meer aan.
A
hen
B
hun

Slide 24 - Quizvraag

Dit is het spannendste, ... ik in mijn leven heb gedaan.
A
dat
B
wat

Slide 25 - Quizvraag

Jij bent een van de weinige mensen, ... ik kan vertrouwen.
A
op wie
B
waarop

Slide 26 - Quizvraag

Het lieve, oude theatertje is afgebrand, ... veel mensen verdriet doet.
A
dat
B
wat

Slide 27 - Quizvraag

Iets ... ik nooit zal vergeten, is de ontmoeting met die alpaca.
A
dat
B
wat

Slide 28 - Quizvraag

Ik ben blij met mijn hond, ... ik ook nog na de avondklok buiten mag komen.
A
met wie
B
waarmee

Slide 29 - Quizvraag

Voor de toets Formuleren haal ik een goed cijfer.
Absoluut!
Vast wel.
Misschien.
Ik denk het niet.

Slide 30 - Poll