15. Hij (vervelen) zich gisteren een beetje tijdens de les.
16. De hele klas (halen) een heel goed cijfer voor de test. (vt)
17. De politie (
vermoeden) dat er sprake was van misdrijf. (vt)
18. Niemand (willen) nog met hem mee naar het spookhuis.(vt)
19. Ik (besteden) geen aandacht aan de vele geïrriteerde mensen. (vt)
20. Mijn huis (worden) na de zomervakantie (verbouwen).
21. Wat (hebben) dit voor zijn situatie (betekenen)?
22. (worden) je klasgenoot ook elke dag te laat wakker?
23. Ik moet de opgaven nog maken. (PV?)
24. Ze (ontmoeten) gisteravond iemand die gaat verhuizen naar Ibiza.
25. (Vinden) je dat niet een beetje vreemd?