Argumenteren: standpunt en argument

Paragraaf 1 Standpunt en argument
4vwo 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Standpunt en argument
4vwo 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Opfrissen: wat weten we nog over standpunten en argumenten vanuit klas 3?;
- Uitleg paragraaf 1: standpunt en argument; 
- Quizvragen;
-  Aan de slag met opdrachten 1, 3 en 5. 

Slide 2 - Tekstslide

Argumenteren?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Overtuigen
De essentie van een overtuigende tekst is het standpunt. 
--> Dit is vaak tevens (een deel van) de hoofdgedachte van de tekst.

Standpunt:
- een ander woord voor stelling/mening/visie
- Soms al zichtbaar in de titel; vaak in de inleiding en/of het slot
- Herkenbaar aan signaalwoorden, zoals: volgens mij, mijns inziens, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dan ook, dus, daarom, kortom en werkwoorden als "vinden" en "moeten". 

Slide 5 - Tekstslide

Impliciete en expliciete standpunten
Een standpunt kan expliciet (direct) of impliciet (indirect) verwoord worden. Impliciete verwoording van standpunten gebeurt (bijna altijd) door een retorische vraag te stellen of door een vergelijking te maken. Vergelijk:

1. Expliciet: Ik vind dat je ook vertalingen op je leeslijst mag zetten bij het vak Nederlands.
2. Impliciet: Het is toch raar dat je bij het vak Nederlands geen vertalingen op je lijst mag zetten? --> retorische vraag
Vertalingen mogen niet op je lijst. Alsof Saskia Noort beter schrijft dan een auteur als Viginia Woolf. --> vergelijking 

Slide 6 - Tekstslide

Argumenten
Alleen het noemen van een standpunt is niet voldoende. Je hebt argumenten nodig om dit standpunt te onderbouwen.

Vaak herkenbaar aan signaalwoorden, zoals "want, omdat, aangezien, immers, namelijk, dat blijkt uit, de reden hiervoor is, ten eerste en bovendien".

Standpunt --> Mening
Argumenten --> Onderbouwing waarom de schrijver iets vindt.


Standpunt + Alle argumenten = argumentatiestructuur

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijke en waarderende argumenten
Het standpunt ga je dus onderbouwen met argumenten. Dit kan gebeuren met feitelijke (objectieve) of waarderende (subjectieve) argumenten. 

Feitelijke argumenten zijn controleerbaar; je kunt nagaan of ze waar of niet waar zijn. 
Waarderende argumenten bevatten een waardeoordeel, waar een ander het mee eens of oneens kan zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Feitelijke en waarderende argumenten
Een voorbeeld:
Standpunt: De abortuswet in Amerika moet herzien worden.

Feitelijk argument: Toen abortus nog legaal was in Amerika, was er minder kindersterfte dan nu het geval is. 

Waarderend argument: Een vrouw moet zelf kunnen beslissen over haar lichaam.  

Slide 9 - Tekstslide

Subargumenten
Argument dat het argument weer ondersteunt. Dit zien we met name bij waarderende argumenten. 

Standpunt: De abortuswet in Amerika moet herzien worden.
Waarderend argument: Een vrouw moet zelf kunnen beslissen over haar lichaam.  
Subargument: Uit onderzoek blijkt dat 80% van de vrouwen stress ervaart door het ontnemen van keuzevrijheid bij zulke grote thema's. 

Slide 10 - Tekstslide

Volgorde standpunt - argument
Een argument kan zowel vóór als áchter het standpunt staan waar het bij hoort. We werken volgens het want-dus-principe.

De scholen moeten pas om 09:30uur beginnen. (dus)
Kinderen beginnen dan meer uitgerust aan hun dag. (want)

Slide 11 - Tekstslide

Tegenargumenten en weerleggingen
Tegenargumenten ontkrachten een standpunt en/of argument. Je kunt ze herkennen aan signaalwoorden als maar, toch, daarentegen, hoewel, aan de andere kant, tegenover.

Door aan te tonen dat een tegenargument niet klopt, versterk je je eigen standpunt weer. Dit noemen we weerlegging. 


Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld weerlegging 
Standpunt: Het verbod op abortus leidt tot meer kindersterfte in Amerika. 
Tegenargument: Kindersterfte kan ook dalen door betere gezondheidszorg en andere maatschappelijke verbeteringen, los van de abortuswet.
Weerlegging: De stijging van kindersterfte sinds het verbod laat zien dat abortuswetgeving wél een directe impact heeft.

Slide 13 - Tekstslide

Parijs heeft de mooiste musea van de wereld. Ik ga graag naar Parijs.
A
standpunt - argument
B
argument - standpunt

Slide 14 - Quizvraag

Lezen is goed voor je. Het vermindert stress en je traint je concentratievermogen.
A
standpunt - argument
B
argument - standpunt

Slide 15 - Quizvraag

Lezen vermindert stress en je traint je concentratievermogen. Lezen is goed voor je.
A
standpunt - argument
B
argument - standpunt

Slide 16 - Quizvraag

Het vaccinatieprogramma begint in januari.
Feitelijk of waarderend?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 17 - Quizvraag

Ik vind ambtenaren luie mensen.
Feitelijk of waarderend?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 18 - Quizvraag

Die demonstratie liep gigantisch uit de hand.
Feitelijk of waarderend?
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video