§ 6.1 Soorten krachten

§ 6.1 Soorten krachten
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§ 6.1 Soorten krachten

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op waar je kracht voor gebruikt.

Slide 2 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt een voorbeeld geven van een kracht waarvan je de uitwerking kunt zien. 
  •  Je kunt een voorbeeld geven van een kracht waarvan je de uitwerking niet kunt zien. 
  • Je kunt met een voorbeeld uitleggen hoe een kracht de richting, de snelheid en de vorm van een voorwerp kan veranderen.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten krachten
Voor het koppen van een bal gebruik je kracht. Kracht kun je niet zien
Je ziet wel het gevolg van de kracht. 

Slide 4 - Tekstslide

Van kracht naar beweging

Hoe harder je trapt, hoe verder de bal wegvliegt.  Door te trappen verander je de snelheid van de bal.  

Je kunt ook mikken als je trapt. Je schopt de bal naar links, naar rechts of recht naar voren. Je verandert dan de richting van de bal. 



Slide 5 - Tekstslide

Als je tegen de bal trapt, verandert heel even de vorm van de bal. In de bal komt een kleine deuk. Die deuk verdwijnt meteen als de bal loskomt van je voet. 

Slide 6 - Tekstslide

De richting, de snelheid en de vorm van de bal veranderen door de kracht die je uitoefent op de bal. Kracht gebruik je om iets in beweging te brengen.

Slide 7 - Tekstslide

Krachten kun je WEL/NIET zien.
A
wel
B
niet

Slide 8 - Quizvraag

De uitwerking van een kracht kun je SOMS / ALTIJD zien.
A
soms
B
altijd

Slide 9 - Quizvraag

Krachten zijn WEL / NIET altijd even groot.
A
wel
B
niet

Slide 10 - Quizvraag

Patrick neemt een hoekschop en Soumia kopt de bal in het doel.
Wat verandert als Soumia de bal kopt?
A
alleen de snelheid van de bal
B
alleen de richting van de bal
C
alleen de vorm van de bal
D
de snelheid, de richting en de vorm.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kun je een bal een grote snelheid geven?

A
door HARD tegen de bal te trappen
B
door ZACHT tegen de bal te trappen

Slide 12 - Quizvraag

De krachten die je gebruikt bij het voetballen, zijn WEL / NIET altijd even groot.
A
wel
B
niet

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt de kracht benoemen, waarmee de aarde voorwerpen aantrekt. 
  • Je kunt het verband geven tussen de zwaartekracht en de massa van een voorwerp.

Slide 14 - Tekstslide

Zwaartekracht
Alles wat je laat vallen, gaat recht naar de aarde toe. Dat komt doordat alle voorwerpen door de aarde worden aangetrokken. De kracht waarmee de aarde voorwerpen aantrekt, noem je zwaartekracht.  


Slide 15 - Tekstslide

Zwaartekracht 
Hoe zwaarder het voorwerp, hoe groter de zwaartekracht. 
De zwaartekracht hangt af van de massa van het voorwerp.

Na de top ga je steeds sneller naar beneden door de zwaartekracht.  

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt een ander woord voor zwaartekracht geven
  • Je kunt het verband geven tussen massa en gewicht van een voorwerp uitleggen. 
  • je kunt vertellen hoeveel zwaartekracht er op een voorwerp van 1 kg werkt. 

Slide 17 - Tekstslide

Massa of gewicht of zwaartekracht 
Je koopt een kilo appels. In het dagelijks leven zeg je: “Het gewicht van de appels is 1 kilo.” Bij natuurkunde zeg je: “De massa van de appels is 1 kilogram.” 
Massa is een hoeveelheid. Massa geef je aan in gram (g) of kilogram (kg).  
 
De massa van de appels kun je voelen door de zwaartekracht. Als je de appels optilt, voel je het gewicht van de appels. Gewicht is een ander woord voor zwaartekracht

Slide 18 - Tekstslide

 De eenheid voor gewicht of zwaartekracht is Newton. Een voorwerp met een massa van 100 g heeft een zwaartekracht van 1 Newton. Newton kort je af met N.  
 Een voorwerp met een massa van 1 kg heeft een zwaartekracht van 10 N. 

 De eenheid Newton gebruik je ook voor alle andere krachten, bijvoorbeeld trekkracht en spierkracht.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen hoe een krachtmeter werkt. 
  • Je kunt de eenheid van kracht benoemen. 

Slide 20 - Tekstslide

Krachten meten
Krachten kun je meten met een krachtmeter, 
 of veerunster. 
Je leest het aantal Newton af waarmee de aarde 
aan het voorwerp trekt

Slide 21 - Tekstslide

Krachtmeter
Met een krachtmeter kun je dus krachten meten.
Het meetbereik is de grootste kracht die je met die meter kunt meten.  

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt 1 newton ook schrijven als
A
10 N
B
1 N
C
100 N
D
0,1 N

Slide 23 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt verschillende soorten krachten benoemen. 
  • Je kunt uitleggen wat iedere verschillende kracht is. 

Slide 24 - Tekstslide

Spierkracht
Je hebt veel verschillende krachten. Aan de naam van de kracht zie je meestal wat voor kracht het is. Spierkracht is de kracht van mensen en dieren . Deze kracht komt uit de spieren. Om een bal weg te trappen, heb je spierkracht nodig.

Slide 25 - Tekstslide

Windkracht  
Als je tegen de wind in moet fietsen, voel je de windkracht. Windkracht wordt gebruikt bij zeilen en surfen. Ook windmolens maken gebruik van windkracht. Door de kracht van harde wind kunnen zelfs grote bomen omwaaien.

Slide 26 - Tekstslide

Veerkracht
Als je een veerkrachtig materiaal indrukt of uittrekt, voel je dat het materiaal terug duwt of trekt. 


Slide 27 - Tekstslide

Waterkracht
Stromend water heeft kracht. Met waterkracht kun je elektriciteit opwekken. Bijvoorbeeld in een stuwdam. Het water wordt tegen- gehouden door een grote muur . Dat is de stuwdam. Aan één kant van de muur is een groot meer. Het water uit het meer stroomt via buizen in de muur met kracht naar beneden. 

Slide 28 - Tekstslide

Magnetische kracht  
Een magneet trekt ijzer aan met magnetische kracht. Je voelt de kracht van de magneet als je het ijzer van de magneet af trekt. 

Slide 29 - Tekstslide

Mechanische kracht  
Een hijskraan, een bulldozer en een graafmachine leveren mechanische kracht . De kracht van machines is mechanische kracht. De motor van de machine maakt mechanische kracht. Auto's kunnen rijden door de mechanische kracht van de motor

Slide 30 - Tekstslide

Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.

Slide 31 - Quizvraag

Waardoor kan spierkracht worden uitgeoefend?
A
alleen door mensen
B
alleen door dieren
C
door mensen en dieren
D
door mensen, dieren en machines.

Slide 32 - Quizvraag

Door welke kracht kan een polsstok-hoogspringer zo hoog springen?
A
alleen door de spierkracht van zijn benen
B
door de zwaartkracht
C
door de veerkracht van de polsstok
D
door een tranpoline.

Slide 33 - Quizvraag

Onthouden!  
  • Een kracht kun je niet zien.  
  • De uitwerking van een kracht kun je soms wel zien.  
  • Met kracht kun je de richting, de snelheid en de vorm van een voorwerp veranderen.  
  • Massa is een hoeveelheid.  
  • De eenheid van massa is gram (g) of kilogram (kg).  
  • De kracht waarmee de aarde een voorwerp aantrekt, noem je de zwaartekracht.  
  • De zwaartekracht hangt af van de massa van het voorwerp. 
  • Gewicht is een ander woord voor zwaartekracht.  De eenheid van kracht is newton (N).   
  • 1 kg = 10 N  

Slide 34 - Tekstslide

Onthouden! 
Je hebt verschillende soorten krachten:  
– zwaartekracht  
– spierkracht  
– windkracht  
– veerkracht  
– waterkracht  
– magnetische kracht  
– mechanische kracht.

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
Huiswerk voor dinsdag: 

maken en leren blz 62 tm 73.
§ 6.1 opdr 1 tm 20 in Nova Max (online) 

Slide 36 - Tekstslide