nieuwe uitleg 5.4 + 5.5

Welkom allemaal!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • 1. Herhaling vorige les

  • 2. Huiswerk bespreken

  • 3. Uitleg  5.4 + 5.5 

  • 4. Zelf aan de slag 


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
- 5.3: kun je de levensverzekering, lijfrenteverzekering, pensioenverzekering, compagnonsverzekering omschrijven

- 5.4: uitleggen waarom je een opleiding als een investering in jezelf kunt zien

- 5.5: Voor- en nadelen van sparen en lenen benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Schadeverzekering
Verzekering waarbij de uitkering door de verzekeraar afhankelijk is van de geleden schade.

Slide 4 - Tekstslide

Sommenverzekering
Verzekering waarbij de uitkering door de verzekeraar afhankelijk is van het moment dat verband houdt met het leven of sterven
van een bepaalde persoon.

Slide 5 - Tekstslide

Welke soorten schadeverzekeringen kennen we nog van de vorige les?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe bereken je de schade uitkering?

Slide 9 - Open vraag

5.2 schadeverzekering
schaderegeling in geval van schade:

- schadebedrag (waarde van goederen die zijn verloren)
- gezonde waarde (waarde van verzekerde goederen vlak voordat schade ontstaat) 
- verzekerde som (waarde waarvoor goederen zijn verzekerd)

Slide 10 - Tekstslide

5.2 schadeverzekering
schade uitkering 


Slide 11 - Tekstslide

HW bespreken
Huiswerk: 5.2 + 5.4 + 5.5


Slide 12 - Tekstslide

5.3 - Sommenverzekering


1 = Levensverzekering
2 = Lijfrenteverzekering
3 = Pensioenverzekering
4 = Compagnonsverzekering


Maak groepen van 3 leerlingen

7 minuten de tijd

Zoek de belangrijkste info over een sommenverzekering 

Na 7 minuten presenteert elk groepje kort de belangrijkste info

Slide 13 - Tekstslide

4 partijen
  • De verzekeraar (de verzekeringsmaatschappij)
  • De vervekeringsnemer (diegene die de verzekering afsluit en de premie betaalt)
  • De verzekerde (de persoon om wiens leven of dood het gaat)
  • De begunstigde (de ontvanger van de verzekeringsuitkering)

Slide 14 - Tekstslide

Levensverzekering
Verzekering waarbij de uitkering afhankelijk is van het in leven zijn van een bepaalde persoon op een bepaald moment.

Voorbeeld: je sluit een levensverzekering af op je eigen leven en als je voor een bepaalde leeftijd overlijdt ontvangen nabestaanden via erfenis een uitkering
 

Slide 15 - Tekstslide

Levensverzekering
Als een lening nodig is voor een woning eist de bank vaak dat een levensverzekering wordt afgesloten.

Slide 16 - Tekstslide

Lijfrenteverzekering
De uitkering van de levensverzekering vindt niet plaats in één bedrag, maar in periodieke bedragen tot aan het moment van overlijden van de begunstigde of tot een bepaalde datum.

Slide 17 - Tekstslide

Pensioenverzekering
Verzekering die vaak als aanvulling op de AOW wordt afgesloten en die leidt tot een periodieke uitkering vanaf het moment dat begunstigde een bepaalde leeftijd bereikt.

Slide 18 - Tekstslide

Compagnongsverzekering
Verzekering die wordt afgesloten door de vennoten in een vennootschap onder firma of maten in een maatschap. 

De verzekering wordt gesloten om in geval van overlijden van een compagnon met het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag de erfgenamen van de overleden vennoot of maat te kunnen uitkopen.

Slide 19 - Tekstslide

5.4 Kiezen voor een opleiding
Investeren in jezelf

Wie wil er na zijn havo-diploma gaan studeren?

Slide 20 - Tekstslide

5.4Kiezen voor een opleiding
Indien je gaat studeren heb je meer mogelijkheden om op verschillende plekken aan het werk te gaan

Ook een grotere kans om meer te kunnen verdienen en iets te doen wat je leuk vind

Slide 21 - Tekstslide

5.4 Kiezen voor een opleiding
Studeren betekent ook investeren in jezelf

Hoe ga je je studie betalen?

Ouders, lening, etc?

Studeren wordt alsnog als een investering in jezelf gezien --> meer kennis, vaardigheden en kans op beter betaald werk


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Lesdoelen 5.5

Kun je de voor- en nadelen van sparen en lenen uitleggen
Kun je vormen en kenmerken van consumptief krediet noemen
Kun je voor- en nadelen van consumptief krediet noemen

Slide 24 - Tekstslide

Sparen
Als je spaart geef je je geld niet direct uit, maar zet je het bijvoorbeeld op de bank


Je stelt je koopkracht dus uit

Slide 25 - Tekstslide

Als je spaart...
Ontvang je rente
 
Rente is dus een beloning van de bank

Rente% afhankelijk van verschillende factoren

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Lenen
Alternatief voor sparen is lenen

Je betaalt rente en lost je lening af in termijnen

Wat zijn de risico's van lenen?

Slide 29 - Tekstslide

Financieringskosten

Berekenen door rentepercentage per jaar x leningbedrag 

Dit is wat je betaalt om geld te lenen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Bureau Kredietregistratie
  • Het BKR houdt bij wie welk(e) bedrag(en) heeft geleend
  • Zo kan een bank zien of je geregistreerde schulden hebt en of je altijd netjes je aflossing betaalde
  • Of basis hiervan kan een bank besluiten of ze je wel of niet een lening wil verstrekken

Slide 32 - Tekstslide

Leningen
Nu volgen een aantal verschillende voorbeelden van consumptief krediet (leningen bestemd voor consumptieve doeleinden)

Deze kun je doornemen in je boek

Slide 33 - Tekstslide

Leningen
- Doorlopend krediet
- Persoonlijke lening
- Koop en verkoop op afbetaling
- Huurkoop

Slide 34 - Tekstslide

5.5 leningen

1 = Doorlopend krediet
2 =  Persoonlijke lening
3 = Koop en verkoop op afbetaling
4 = Huurkoop


Maak groepjes van 2 leerlingen

8 minuten de tijd

Zoek de belangrijkste info over de verschillende soorten verzekeringen

Na 8 minuten presenteren meerdere duo's de verschillende soorten leningen

Een ander duo betekent per soort lening een vraag 

Slide 35 - Tekstslide

Doorlopend krediet

Een krediet waarbij de consument een maximumkrediet mag opnemen en dit in een bepaalde periode moet terugbetalen.

De lening hoeft niet in één keer te worden opgenomen en afgeloste bedragen mogen opnieuw worden opgenomen.

Slide 36 - Tekstslide

Ook een creditcard biedt vaak de mogelijkheid van doorlopend krediet.

Slide 37 - Tekstslide

Persoonlijke lening

De consument leent een bedrag voor een bepaald doel en neemt het hele bedrag ineens op.
Aflossingen mogen niet opnieuw worden opgenomen.

Slide 38 - Tekstslide

Voor een auto wordt bijvoorbeeld weleens een persoonlijke lening afgesloten.

Slide 39 - Tekstslide

Koop en verkoop op afbetaling
De koopprijs van een product wordt in meerdere termijnen betaald.
De koper wordt bij levering eigenaar van het goed.

Slide 40 - Tekstslide

Duurzame consumptiegoederen
Allerlei artikelen waar de consument jaren plezier van kan hebben.

Slide 41 - Tekstslide

Huurkoop
  • De koopprijs van een roerende zaak wordt in meerdere termijnen betaald.
  • De koper wordt pas na het betalen van de laatste termijn eigenaar.

Slide 42 - Tekstslide

Veel verschillende kredietmogelijkheden

Slide 43 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Paragraaf 5.4 =  5.8
Paragraaf 5.5 = 5.9 + 5.10

Slide 44 - Tekstslide