- verzekerde som (waarde waarvoor goederen zijn verzekerd)
Slide 10 - Tekstslide
5.2 schadeverzekering
schade uitkering
Slide 11 - Tekstslide
HW bespreken
5.1 t/m 5.4
Slide 12 - Tekstslide
5.3 - Sommenverzekering
1 = Levensverzekering
2 = Lijfrenteverzekering
3 = Pensioenverzekering
4 = Compagnonsverzekering
Maak groepen van 3 leerlingen
10 minuten de tijd
Zoek de belangrijkste info over de sommenverzekering van jullie groepje (boek, online)
Na 10 minuten presenteert elk groepje kort de belangrijkste info
Slide 13 - Tekstslide
4 partijen
De verzekeraar (de verzekeringsmaatschappij)
De verzekeringsnemer (diegene die de verzekering afsluit en de premie betaalt)
De verzekerde (de persoon om wiens leven of dood het gaat)
De begunstigde (de ontvanger van de verzekeringsuitkering)
Slide 14 - Tekstslide
Levensverzekering
Verzekering waarbij de uitkering afhankelijk is van het in leven zijn van een bepaalde persoon op een bepaald moment.
Voorbeeld: je sluit een levensverzekering af op je eigen leven en als je voor een bepaalde leeftijd overlijdt ontvangen nabestaanden via erfenis een uitkering
Slide 15 - Tekstslide
Levensverzekering
Als een lening nodig is voor een woning eist de bank vaak dat een levensverzekering wordt afgesloten.
Slide 16 - Tekstslide
Lijfrenteverzekering
De uitkering van de levensverzekering vindt niet plaats in één bedrag, maar in periodieke bedragen tot aan het moment van overlijden van de begunstigde of tot een bepaalde datum.
Slide 17 - Tekstslide
Pensioenverzekering
Verzekering die vaak als aanvulling op de AOW wordt afgesloten en die leidt tot een periodieke uitkering vanaf het moment dat begunstigde een bepaalde leeftijd bereikt.
Slide 18 - Tekstslide
Compagnongsverzekering
Verzekering die wordt afgesloten door de vennoten in een vennootschap onder firma of maten in een maatschap.
De verzekering wordt gesloten om in geval van overlijden van een compagnon met het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag de erfgenamen van de overleden vennoot of maat te kunnen uitkopen.
Slide 19 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Paragraaf 5.3 = opgave 5.5 + 5.6
Paragraaf 5.4 = 5.8
Slide 20 - Tekstslide
5.4 Kiezen voor een opleiding
Investeren in jezelf
Wie wil er na zijn vwo-diploma gaan studeren?
Slide 21 - Tekstslide
5.4Kiezen voor een opleiding
Indien je gaat studeren heb je meer mogelijkheden om op verschillende plekken aan het werk te gaan
Ook een grotere kans om meer te kunnen verdienen en iets te doen wat je leuk vind
Slide 22 - Tekstslide
5.4 Kiezen voor een opleiding
Studeren betekent ook investeren in jezelf
Hoe ga je je studie betalen?
Ouders, lening, etc?
Studeren wordt alsnog als een investering in jezelf gezien --> meer kennis, vaardigheden en kans op beter betaald werk
Slide 23 - Tekstslide
nos.nl
Slide 24 - Link
Zelf aan de slag
Paragraaf 5.3 = opgave 5.5 + 5.6
Paragraaf 5.4 = 5.8
Slide 25 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les
- 5.3: kun je de levensverzekering, lijfrenteverzekering, pensioenverzekering, compagnonsverzekering omschrijven
- 5.4: uitleggen waarom je een opleiding als een investering in jezelf kunt zien