VWO 5 Herhalen Bloed

We gaan er tegenaan!
Speciale operatie?
SE... Speciale eindtoets
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

We gaan er tegenaan!
Speciale operatie?
SE... Speciale eindtoets

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Tips voor aanpak leren
  2. Herhalen bloed - wat wil je uitgelegd hebben?
  3. Hoe pak je de vragen aan?
  4. Oefenen met analysevragen
  5. Vragen verzamelen

Slide 2 - Tekstslide

Je weet wel

  1. Start met geheel
    Lees samenvatting per hoofdstuk
  2.  Dan specifiek
    Wat je herkent, ken je.
    Wat je moeilijk vindt of niet snapt ga je bestuderen (lees paragraaf die erbij hoort).

Slide 3 - Tekstslide

Je weet wel

  1. Start met geheel
    Lees samenvatting per hoofdstuk
  2.  Dan specifiek
    Wat je herkent, ken je.
    Wat je moeilijk vindt of niet snapt ga je bestuderen (lees paragraaf die erbij hoort).
  3. Oefen en controleer
    Zoek oefen opgaven en kijk deze na.
    Wat is de kwaliteit van je antwoorden?
  4. Bestudeer nogmaals wat je fout hebt.
Vertrouw je sterke kanten, werk aan je zwakke!
En anders BINAS wel.

Slide 4 - Tekstslide

Bloedsomloop
Herhalen Thema 10 Bloedsomloop

Slide 5 - Tekstslide

De bloedsomloop

Dubbele bloedsomloop:

- Kleine bloedsomloop >> Longen
- Grote bloedsomloop >> Lichaam

Slide 6 - Tekstslide

BINAS 84C

Slide 7 - Tekstslide

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 8 - Quizvraag

Welke bloedsomloop begint in de linkerharthelft?
A
Grote Bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop

Slide 9 - Quizvraag

Hoort dit diagram bij de grote of de kleine bloedsomloop?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk organisme hoort deze bloedsomloop?
A
Mens
B
Mossel
C
Makreel
D
Mier

Slide 11 - Quizvraag

Snappen:
  • richting bloedstroom,
  • snelheid bloedstroom,
  • zuurstofrijk of zuurstofarm.
  • aders/slagaders
  • verschil in bloeddruk

Slide 12 - Tekstslide

Bloeddruk en slagadertjes

Slide 13 - Tekstslide

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 14 - Tekstslide

Hartfasen
Tijdens rust 1 hartslag = 0,8s
1. Boezemsystole (0,1s)

2. Kamersystole (0,3s)

3. Diastole (0,4s)
BINAS 84D

Slide 15 - Tekstslide

Hartfasen
Diastole: Bloed komt hart binnen via holle aders (rechts) en longader (links)

Boezemsystole: kamers worden extra gevuld door samentrekken van de boezems

Kamersystole: Bloed wordt weggepompt uit de kamers naar de longslagader (rechts) en de aorta (links)


BINAS 84D

Slide 16 - Tekstslide

ECG

P-top: boezemactiviteit
PR-segment: prikkel wordt even vastgehouden in AV knoop.
QRS-complex: kameractiviteit
T-top: ontspannen van de hartspier

In het ECG kan de arts bijvoorbeeld een verhoging tussen de S-top en de T-golf zien (ST-elevatie). Dit kan wijzen op een acuut hartinfarct.
ECG hartinfarct
Normale ECG

Slide 17 - Tekstslide

Verdeling bloed
Bekijk bron 11. 

Lichaam bepaalt hoeveel bloed naar welke organen gaat: 
kringspieren in bloedvaten knijpen samen of ontspannen.

Slide 18 - Tekstslide

Persoon, 30 jaar, slagvolume is 70ml, heeft in rust hartslag van 70 bpm. Maximale hartslag is 190 bpm. Wat is hoeveelheid bloed die deze persoon meer rondpompt bij maximale inspanning? Antwoord in ml!

Slide 19 - Open vraag

In welke hartfase bevindt dit hart zich?
A
Systole boezems
B
Systole kamers
C
Diastole
D
kan met dit plaatje niet bepaald worden

Slide 20 - Quizvraag

Transport van stoffen
  • Opgelost in bloedplasma
zuurstof, CO2, ionen, glucose, afvalstoffen, enz.
  • Eiwitten (in colloïd)
  • In rode bloedcel (oxy)hemoglobine 

Slide 21 - Tekstslide

Zuurstoftransport
Rode bloedcellen met hemoglobine
Hierdoor 70x meer zuurstoftransport.
1. Diffusie van longen (hoge concentratie) naar bloedplasma (lage concentratie)

2. Hemoglobine (Hb) neemt zuurstof op > oxyhemoglobine (HbO2)

3. Door opname van hemoglobine >
lage concentratie zuurstof in bloedplasma > zie stap 1.

Slide 22 - Tekstslide

Bohr-effect
  • Actief weefsel lagere pO2, dus minder zuurstofverzadiging Hb
  • Actief weefsel hogere pCO2, lagere pH, meer zuurstofmoleculen komen vrij
  • Hoge temperatuur zorgt ervoor dat er meer zuurstof vrijkomt uit oxyhemoglobine

Slide 23 - Tekstslide

Opname zuurstof
Zie bron 13.

In de longen: hoog pO2
Hb + O2 > HbO2

In spieren: laag pO2
HbO2 > Hb + O2

Reactie op laag pO2 in de longen: 
Nieren > EPO > Beenmerg > meer rode bloedcellen

Slide 24 - Tekstslide

Afvoeren CO2
5% lost op in bloedplasma.

95% gaat rode bloedcellen in:
25% bindt aan Hb tot HbCO2
70% bindt als HHb en als HCO3- bloedplasma in.

Slide 25 - Tekstslide

Bloedstolling
1. Bloedplaatjes: plaatjesfactor
Beschadigde cellen: tromboplastine

2. Cascade (+stollingsfactoren)

3. Protrombine > trombine

4. Fibrinogeen > fibrine

Slide 26 - Tekstslide

In de longen van Lance A is de pO2 100 mmHg en de pH 7,6. In de beenspier is de pO2 40 mmHg. In deze situatie gaan we er van uit dat in de spier de pH ook 7,6 is.
Het bloed vervoert bij 100 % verzadiging 200 ml O2 per liter bloed vervoert.

Hoeveel ml zuurstof wordt er in de beenspier per liter bloed afgegeven?
A
40 ml O2/liter bloed
B
48-50 ml O2/liter bloed
C
75 ml O2/liter bloed
D
Geen idee

Slide 27 - Quizvraag

Bij zware inspanning kan de pH van het bloed dalen (door melkzuurproductie). Door verandering van de Hb-verzadigingscurve wordt bij eenzelfde zuurstofspanning in de weefsels nu meer zuurstof afgegeven, het Bohr-effect.
Het bloed vervoert bij 100 % verzadiging 200 ml O2 per liter bloed vervoert. Stel dat in de beenspier met pO2 40 mmHg de pH daalt van 7,6 naar 7,2 door de geproduceerde melkzuren.
Hoeveel ml zuurstof wordt er nu in de beenspier per liter bloed afgegeven?
A
37,5 ml O2/liter bloed
B
75-80 ml O2/liter bloed
C
120-125 ml O2/liter bloed
D
160 ml O2/liter bloed

Slide 28 - Quizvraag

Vragen?!
Vragen stellen we zodat je kunt laten zien wat je weet of kunt.

Op VWO vaak verbonden aan een casus/situatie. 

Vertrouw! Wat je geleerd hebt gebruik je om dit op te lossen. Je bent geen medicus!
Te ingewikkeld maken we het niet.

Slide 29 - Tekstslide

Aanpak
Lees de tekst/vraag en zoek naar elementen die je herkent. 

Vraag 1
Stap 1: Zoek naar bekende elementen. 
Trage bloedsomloop =  lage bloeddruk, waarom is dat normaal gesproken dodelijk?

Stap 2: Toepassen op de situatie.
Waarom is dat niet van toepassing op de mossel?
(zie informatie in de tekst)

Stap 3: Formuleer je antwoord in stappen. 
De mossel is ... 
dus ...

Slide 30 - Tekstslide

Aanpak
Lees de tekst/vraag en zoek naar elementen die je herkent. 

Vraag 2
Stap 1: Zoek naar bekende elementen.
Opname van stoffen in het lichaam.  
Hoe gaat dit bij mensen/zoogdieren?

Stap 2: Toepassen op de situatie.
Wat is er anders bij de mossel? Zie informatie in de tekst.

Stap 3: Formuleer je antwoord in stappen.
Je begint bij ... Eindpunt is ...

Slide 31 - Tekstslide

Aanpak
Lees de tekst/vraag en zoek naar elementen die je herkent. 

Vraag 3
Stap 1: Zoek naar bekende elementen.
Lymfeknopen, wat is hun functie/wat gebeurt daar?


Stap 2: Toepassen op de situatie.
Wat is er in deze situatie anders/aan de hand?

Stap 3: Formuleer je antwoord in tenminste twee stappen.
In de lymfeknopen...
Als de lymfeknopen niet goed werken ...

Slide 32 - Tekstslide

Aanpak
Lees de tekst/vraag en zoek naar elementen die je herkent. 

Vraag 3
Stap 1: Zoek naar bekende elementen.
Lymfeknopen, wat is hun functie/wat gebeurt daar?


Stap 2: Toepassen op de situatie.
Wat is er in deze situatie anders/aan de hand?

Stap 3: Formuleer je antwoord in tenminste twee stappen.
In de lymfeknopen...
Als de lymfeknopen niet goed werken ...

Nu jij bij vraag 4.

Slide 33 - Tekstslide