K 3 Les 2

K 3 Les 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsSecondary Education

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

K 3 Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Wortschatz
  • Wiederholen: modale Verben
  • Montagsmaler

Lernziel:
  • Du kannst die Wörter aus der Lernliste benutzen
  • Du kannst die modelane Verben im Präsens benutzen.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wortschatz
Was?
Seite 98-99 Aufgabe 7 a,8, 9
Wie?
allein
Wie lange?
8 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  128
Fertig?
google classroom
timer
8:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Tekstslide

können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
dürfen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
aardig vinden
lusten
leuk vinden
willen
moeten 
( wil ander)
moeten 
( noodzaak)
moeten 
( mening vragen)

Slide 8 - Sleepvraag

mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
Was weißt du noch?

Slide 10 - Tekstslide

De tweede letter verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 11 - Quizvraag

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2
Zoek de goede vorm

Slide 14 - Tekstslide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 15 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 16 - Quizvraag

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 17 - Quizvraag

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 18 - Quizvraag

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögen
mögt
mag

Slide 19 - Sleepvraag

Was ________ ich tun?
(Meinung fragen)
A
muss
B
kann
C
soll
D
will

Slide 20 - Quizvraag

Kleine Kinder _______ gerne Schokolademilch.
mögen

Slide 21 - Open vraag

Er ________ keine Freunde sehen.
dürfen

Slide 22 - Open vraag

Was ______ ihr morgen machen?
wollen

Slide 23 - Open vraag

Ich ____ weg, denn der Zug fährt bald!
A
muss
B
soll
C
müsse
D
solle

Slide 24 - Quizvraag

Hoe goed begrijp je de grammatica van de modale werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Montagsmaler

Slide 26 - Tekstslide

Hausaufgaben
Wörter lernen:

Seite 128 bis
het veer- die Fähre

Slide 27 - Tekstslide

Lernziel
Du kannst die Wörter aus der Lernliste benutzen?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video