In de tekst hiernaast wordt één woord te vaak gebruikt. a. Om welk woord gaat het? b. Verzin een aantal synoniemen voor dat woord.
Slide 14 - Open vraag
Waarom kun je omslachtige en vage woorden beter vermijden in een zin of tekst?
Slide 15 - Open vraag
Een zin met meerdere ontkenningen is grammaticaal niet per se onjuist. Waarom kun je dit toch beter vermijden?
Slide 16 - Open vraag
Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:
Vrijdag jongstleden verenigde zich menigeen in de school voor een danspartij.
Slide 17 - Open vraag
Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:
De feestviering had ternauwernood een aanvang genomen of het volume van de muziek nam onrustbarende afmetingen aan.
Slide 18 - Open vraag
Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:
Nochtans verstreek enige tijd totdat het hoofd der school ten tonele verscheen.
Slide 19 - Open vraag
Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:
De leerlingen ontvingen een aanzienlijke berisping over de erbarmelijke staat waarin hun oren verkeerden.
Slide 20 - Open vraag
Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:
Tevens werden de regels omtrent het draaien van muziek terstond aangescherpt.
Slide 21 - Open vraag
Onderstaande zin bevat ouderwetse woorden. Herschrijf de hele zin waarbij je de ouderwetse woorden vervangt door eigentijdse woorden:
Desalniettemin zijn wij de mening toegedaan dat het een fraaie en heuglijke avond was.
Slide 22 - Open vraag
Welke 'vage' woorden of 'stopwoorden' gebruik jijzelf of mensen in jouw omgeving? Maak een top 3.
Slide 23 - Open vraag
Welk stopwoord moet volgens jou verbannen worden? Onderbouw je antwoord met argumenten.
Slide 24 - Open vraag
Lees bovenstaande tekst door.
Met veel zinnen is iets aan de hand.
Slide 25 - Tekstslide
Hebben alle zinnen een prettige zinslengte? Noteer de zinnen waar dit niet zo is.
Slide 26 - Open vraag
Welke woorden in de tekst vind je ouderwets? Noteer ze en zoek de betekenis op en zet die erbij.
Slide 27 - Open vraag
Waar in de tekst staan tangconstructies? (zie extra uitleg). Welk woorden horen hier eigenlijk bij elkaar te staan?
Slide 28 - Open vraag
Herschrijf nu de tekst en verbeter alles wat je niet goed vindt.
Slide 29 - Open vraag
Lees je tekst hardop voor (thuis). Zijn er nog zinnen met een onlogische volgorde? Verbeter die. Staan er nog vage woorden of stopwoorden in? Schrap deze woorden waar mogelijk.