Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk en bezittelijk vnw
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Persoonlijk en bezittelijk vnw

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Weet je wat een persoonlijk vnw is en kan je deze vinden in een zin.
  • Weet je wat een bezittelijke vnw is en kan je deze vinden in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk vnw
Het persoonlijk vnw verwijst naar een persoon, een groep personen en soms naar dieren of voorwerpen.
Bijv: ik, jij, je, u, hij, zij, het, wij, we, jullie, zij, ze

Slide 3 - Tekstslide

Als onderwerp in de zin

ik
jij, je, u
hij, zij, het
wij, we
jullie
zij, ze
Als ander zinsdeel

mij, me
jou, je, u
hem, haar, het
ons
jullie
ze, hen, hun

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:

Hij leest graag.
Ik loop naar de Action.
Dat maakt mij niet uit.

Slide 5 - Tekstslide

Ezelsbruggetje....
Kijk of je het persoonlijk vnw kan vervangen door een naam.
Dat maakt mij niet uit. --> Dat maakt Petra niet uit.
Als dit kan, gaat het om een persoonlijk vnw.

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Geeft aan van wie iets is.
  • Staat altijd VOOR het bezit waarbij het hoort (jouw pen).

Als het voornaamwoord ACHTER het bezit staat, is het een persoonlijk vnw (de pen is van jou).

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Bijvoorbeeld:
mijn, m'n, je, jouw, uw, zijn, z'n, haar, ons, onze, jullie, hun

Slide 8 - Tekstslide

Mijn moeder heeft haar telefoon via internet gekocht.
Haar = ?
A
Persoonlijk vnw
B
Bezittelijk vnw

Slide 9 - Quizvraag

Heb jij je tas al gepakt?
jij = ?
je = ?
A
jij = pers.vnw je = bezittelijk vnw
B
jij = bezittelijk vnw je = pers. vnw
C
jij = pers. vnw je = pers. vnw
D
jij = bezittelijk vnw je = bezittelijk vnw

Slide 10 - Quizvraag