Hoe meer marktmacht per aanbieder, des te minder doelmatig is de markt
Marktmacht is een vorm van marktfalen
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Vraaglijn individuele aanbieder
Slide 8 - Tekstslide
Monopolie, surplus en welvaartsverlies
Slide 9 - Tekstslide
Afromen surplus
Monopolist is nog niet tevreden
Wil meer surplus!
Hoe kan de monopolist dat bereiken?
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Prijsdiscriminatie
Verschillende prijs voor hetzelfde product
Gescheiden deelmarkten
Van elkaar te onderscheiden doelgroepen
=> Leeftijd, man/vrouw, nationaliteit, early/late adopters Doorverkopen niet mogelijk!
Paspoort, tijd,
Slide 15 - Tekstslide
Perfecte prijsdiscriminatie
Elke consument betaalt een prijs die exact gelijk is aan zijn betalingsbereidheid => elke vrager een eigen prijs
Bij perfecte prijsdiscriminatie geen consumentensurplus, alleen producentensurplus.
Economisch doelmatig, maar alle surplus naar producent!
Slide 16 - Tekstslide
Productdifferentiatie
Verschillende prijs voor vergelijkbaar, maar ander product
Business class vliegticket
Special edition games
Whopper met extra kaas/bacon
Slide 17 - Tekstslide
Lesdoelen
Onvolkomen concurrentie
Prijsdiscriminatie & prijsdifferentiatie
Slide 18 - Tekstslide
Plenda
Maandag 13 januari
Opdracht 2.1 t/m 2.15
Maandag 20 januari
Opdracht 3.1 t/m 3.18
Slide 19 - Tekstslide
Lesdoelen
Overheidsdiensten, privatisering en marktwerking
Doelstellingen (overheids)monopolist
Slide 20 - Tekstslide
Overheidsdiensten of staatsbedrijven?
Overheidsdiensten zijn vaak natuurlijke monopolies: hoge investeringskosten (spoorwegen) en/of hoge netwerkeffecten (telefonie)
Winst maken is niet het doel.
Gevolgen voor efficiëntie en innovatie => prikkel ontbreekt.
Overheidsdiensten worden afgestoten naar het particuliere bedrijfsleven (= privatisering)
Bijvoorbeeld: spoorwegen, postbezorging, zorg, energie
Slide 21 - Tekstslide
Veranderingen overheidssector in de tijd
Jaren 70 & 80
Grote overheid =>(mede)veroorzaker hoge werkloosheid & hoge staatsschuld
Overheidsfalen bij publieke diensten
Jaren 90 en verder: andere verhouding overheid, markt en samenleving
Marktwerking als uitgangspunt
Alleen overheidsingrijpen als markten falen.
Vertrouwen op 'onzichtbare hand' van de markt die vraag en aanbod samenbrengt
Overheidsdiensten worden private bedrijven => privatisering
Slide 22 - Tekstslide
Toezicht op de markt
Beleid maken en beleid uitvoeren wordt gesplitst.
Toezicht op de markt is nodig om de belangen van de overheid te bewaken. Bij toezicht spelen de prikkels van betrokken partijen een belangrijke en potentieel verstorende rol.
Twee 'prikkel'problemen die we uitwerken in de volgende les:
Principaal-agentprobleem
Berovingsprobleem
Slide 23 - Tekstslide
Is marktwerking geslaagd?
Wat was het doel?
Lagere kosten voor de diensten
=> meestal niet geslaagd (zorg, spoorwegen, huizen), maar soms wel (post, telecom)
Betere kwaliteit
=> Betwistbaar en moeilijk te vergelijken door de tijd. Verschilt bovendien sterk per dienst/bedrijf.
Slide 24 - Tekstslide
Kwestie van organisatie?
Uit een interview met Sander Heijne, auteur van: 'Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u. Dertig jaar marktwerking in Nederland.'
Slide 25 - Tekstslide
Kwestie van perspectief/ideologie?
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Stappenplan
Stap 1: Bepaal de Q waarbij MO = MK op de horizontale as
Stap 2: Bepaal de verkoopprijs die hoort bij deze Q op de prijsafzetlijn en lees die af op de verticale as
(Tussenstap: Je kunt nu de omzet bepalen door P x Q te doen)
Stap 3: Bepaal de gemiddelde totale kosten die hoort bij deze Q op de GTKlijn en lees die af op de verticale as
Stap 4: Het verschil tussen de afgelezen kosten bij stap 2 en 3 is de winst per product. Deze winst per product x het aantal producten is de maximale totale winst in euro's
Slide 28 - Tekstslide
Stappenplan (anders opgeschreven)
Winst = 0
Totale opbrengst (TO) = Totale kosten (TK)
En ook: Gemiddelde totale opbrengst
Slide 29 - Tekstslide
Maximale omzet en break-even
Q bepalen met MO = 0 (Maximale omzet)
Q bepalen met GO = GTK (Break even)
Hierna werken de stappen hetzelfde!
Slide 30 - Tekstslide
Lesdoelen
Overheidsdiensten, privatisering en marktwerking
Doelstellingen (overheids)monopolist
Slide 31 - Tekstslide
Plenda
Maandag 13 januari
Opdracht 2.1 t/m 2.15
Maandag 20 januari
Opdracht 3.1 t/m 3.18
Slide 32 - Tekstslide
Lesdoelen
Principaal-Agent probleem
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Twee partijen: principaal en agent
Vorige les: overheid wordt opdrachtgever voor een opdrachtnemend privaat bedrijf, bijvoorbeeld bij de Nederlandse Spoorwegen (NS).
Opdrachtgever noemen we: principaal
Opdachtsnemer (uitvoerder) noemen we: agent
Moet de principaal zich zorgen maken over de uitvoering van de opdracht?
Slide 35 - Tekstslide
Tegengestelde belangen
De agent (opdrachtnemer) heeft andere belangen dan de principaal (opdrachtgever).
Belang overheid bij NS. Zo goed en goedkoop mogelijk treinvervoer voor de burgers
Belang NS: het treinvervoer regelen dat er zo veel mogelijk winst wordt gemaakt
Slide 36 - Tekstslide
Asymmetrische informatie
De principaal (opdrachtgever) beschikt over veel minder informatie over het uitvoeren van de opdracht dan de agent (opdrachtnemer)
De NS (agent) weet de details van de dagelijkse werkzaamheden, kostenstructuren, klantgedrag, etc.
De overheid (principaal) heeft deze informatie niet of in ieder geval veel minder.
Slide 37 - Tekstslide
Asymmetrische informatie
De principaal (opdrachtgever) beschikt over veel minder informatie over het uitvoeren van de opdracht dan de agent (opdrachtnemer)
De NS (agent) weet de details van de dagelijkse werkzaamheden, kostenstructuren, klantgedrag, etc.
De overheid (principaal) heeft deze informatie niet of in ieder geval veel minder.
Slide 38 - Tekstslide
Probleem
De agent handelt in zijn eigen belang en niet van dat van de opdrachtgever en kan zijn informatievoorsprong hiervoor inzetten.
Hoe kun je dit oplossen?
Slide 39 - Tekstslide
Oplossingen principaal-agent
Regelgeving en/of gedetailleerde contracten
=> Wetgeving rondom veiligheid/minimumvereisten en prestatiecontracten
Controleren
=> bijvoorbeeld overheidsinstanties als de ACM of ambtenaren op ministeries die toezien op de juiste uitvoering van de regels/contracten
Bonussen/straffen
=> Bij niet voldoen aan bepaalde prestatievereisten (treinen op tijd) verminderde betaling of extra betaling (bonus) bij voldoen aan bepaalde prestatievereisten.
Alle oplossingen en combinaties van oplossing zijn kostbaar in tijd, geld en moeite.
Slide 40 - Tekstslide
Video
'Why you should keep your house on the market' (Freakonomics Radio)
Makelaar die een bonus krijgt als percentage van de verkoop van een huis
Wie is de opdrachtgever (principaal)?
Wie is de uitvoerder (agent)?
Zal de principaal uitvoeren wat de agent wil? Waarom wel/niet?
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Video
Video
'Why you should keep your house on the market' (Freakonomics Radio)
Wie is de opdrachtgever (principaal)? klant/eigenaar huis
Wie is de uitvoerder (agent)? vastgoedmakelaar
Zal de agent uitvoeren wat de principaal wil? Waarom wel/niet?
De principaal wil de hoogst mogelijke prijs, maar de agent heeft daar (ondanks de bonus), maar een zwakke prikkel voor. Dit heeft liever een nieuwe klant, dus verkoopt zo snel mogelijk en niet voor de hoogst denkbare prijs.
Slide 43 - Tekstslide
Andere voorbeelden
- Bankier & Klant
- Leraar & Leerling
- Werkgever & Werknemer
- en iedere andere opdrachtgever-opdrachtnemer variant
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
www.parool.nl
Slide 46 - Link
Slide 47 - Tekstslide
Lesdoelen
Principaal-Agent probleem
Slide 48 - Tekstslide
Plenda
Maandag 13 januari
Opdracht 2.1 t/m 2.15
Maandag 20 januari
Opdracht 3.1 t/m 3.18
Slide 49 - Tekstslide
Lesdoelen
Berovingsprobleem
Specifieke investering
Verzonken kosten
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Situatie
Het stadion van voetbalclub Feyenoord ('De Kuip') is al lang verouderd, maar het lukt al tientallen jaren niet om afspraken te maken over het investeren in een nieuw stadion of het opknappen van het oude stadion.
De voetbalclub Feyenoord en het stadion De Kuip zijn twee losstaande bedrijven. Feyenoord betaalt huur aan het stadion De Kuip om er te mogen voetballen.
Zowel Feyenoord als De Kuip hebben er belang bij dat het stadion wordt opgeknapt, zodat er nog vele jaren in kan worden gevoetbald.
Slide 52 - Tekstslide
Oplossing?
Een afspraak zou kunnen zijn: Stadion De Kuip investeert in het opknappen van het stadion (50 miljoen euro). In ruil daarvoor betaalt Feyenoord een verhoogde huur, zodat het stadion in de loop van de jaren de investeringen kan terugverdienen.
Waarom is het niet gelukt zo'n afspraak te maken?
Slide 53 - Tekstslide
Specifieke investering
Stadion De Kuip heeft eigenlijk maar een echte functie, namelijk dat Feyenoord erin kan voetballen.
Als de investering eenmaal is gedaan en Feyenoord zou niet meer in De Kuip willen voetballen, dan kan deze investering op geen enkele andere manier worden terugverdiend.
Dit noemen we een specifieke investering.
Een niet-specifieke investering is bijvoorbeeld een bedrijfsbusje. Als het bedrijf ophoudt te bestaan, kan het busje prima ergens anders voor worden ingezet.
Slide 54 - Tekstslide
Verzonken kosten
Beslissingen van beide partijen worden gedaan door naar de toekomst te kijken.
Eenmaal gedane specifieke investeringen kunnen bij een zakelijke beslissing daarom niet meer worden meegewogen. Dit zijn dan verzonken kosten.(verloren/vastgelegde/achtergelaten).
Feyenoord kan nadat de investeringen zijn gedaan het volgende zeggen: 'Wij hebben toch geen zin om de hogere huur te betalen, want De Kuip heeft toch geen andere klanten'. De Kuip kan dan geen kant op.
Feyenoord kan op deze manier De Kuip beroven van de gedane investering
De Kuip overziet deze situatie en zal daarom niet bereid zijn te investeren.