Hoofdstuk 3 Marktresultaat

Marktresultaat en overheidsinvloed H3
1 / 66
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 66 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Marktresultaat en overheidsinvloed H3

Slide 1 - Tekstslide

Plenda
  • Maandag 13 januari
  • Opdracht 2.1 t/m 2.15

  • Maandag 20 januari
  • Opdracht 3.1 t/m 3.18

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Onvolkomen concurrentie
  • Prijsdiscriminatie & productdifferentiatie

Slide 3 - Tekstslide

Economische doelmatigheid
Economische doelmatigheid =
Een zo groot mogelijk totaal 
surplus (beide driehoeken)

Hoe meer surplus hoe doelmatiger
de markt functioneert

Slide 4 - Tekstslide

Onvolkomen concurrentie:
marktmacht is marktfalen
  • Aanbieders van een product kunnen de verkoopprijs zelf beïnvloeden
=> Prijszetters
  • Alle marktvormen, behalve volkomen concurrentie (prijsnemers)
=> Monopolistische concurrentie, oligopolie, monopolie
  • Hoe meer marktmacht per aanbieder, des te minder doelmatig is de markt
  • Marktmacht is een vorm van marktfalen



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vraaglijn individuele aanbieder

Slide 8 - Tekstslide

Monopolie, surplus en welvaartsverlies

Slide 9 - Tekstslide

Afromen surplus
  • Monopolist is nog niet tevreden 
  • Wil meer surplus!
  • Hoe kan de monopolist dat bereiken? 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Prijsdiscriminatie
Verschillende prijs voor hetzelfde product

Gescheiden deelmarkten 
  • Van elkaar te onderscheiden doelgroepen
=> Leeftijd, man/vrouw, nationaliteit, early/late adopters
Doorverkopen niet mogelijk! 
  • Paspoort, tijd, 

Slide 15 - Tekstslide

Perfecte prijsdiscriminatie
  • Elke consument betaalt een prijs die exact gelijk is aan zijn betalingsbereidheid => elke vrager een eigen prijs
  • Bij perfecte prijsdiscriminatie geen consumentensurplus, alleen producentensurplus.
  • Economisch doelmatig, maar alle surplus naar producent!

Slide 16 - Tekstslide

Productdifferentiatie
  • Verschillende prijs voor vergelijkbaar, maar ander product

  • Business class vliegticket
  • Special edition games
  • Whopper met extra kaas/bacon

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Onvolkomen concurrentie
  • Prijsdiscriminatie & prijsdifferentiatie

Slide 18 - Tekstslide

Plenda
  • Maandag 13 januari
  • Opdracht 2.1 t/m 2.15

  • Maandag 20 januari
  • Opdracht 3.1 t/m 3.18

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Overheidsdiensten, privatisering en marktwerking
  • Doelstellingen (overheids)monopolist

Slide 20 - Tekstslide

Overheidsdiensten of staatsbedrijven?
  • Overheidsdiensten zijn vaak natuurlijke monopolies: hoge investeringskosten (spoorwegen) en/of hoge netwerkeffecten (telefonie)
  • Winst maken is niet het doel.
  • Gevolgen voor efficiëntie en innovatie  => prikkel ontbreekt. 
  • Overheidsdiensten worden afgestoten naar het particuliere bedrijfsleven (= privatisering)
  • Bijvoorbeeld: spoorwegen, postbezorging, zorg, energie

Slide 21 - Tekstslide

Veranderingen overheidssector in de tijd
Jaren 70 & 80 
  • Grote overheid =>(mede)veroorzaker hoge werkloosheid & hoge staatsschuld
  • Overheidsfalen bij publieke diensten

Jaren 90 en verder: andere verhouding overheid, markt en samenleving
  • Marktwerking als uitgangspunt
  • Alleen overheidsingrijpen als markten falen.
  • Vertrouwen op 'onzichtbare hand' van de markt die vraag en aanbod samenbrengt
  • Overheidsdiensten worden private bedrijven => privatisering

Slide 22 - Tekstslide

Toezicht op de markt
Beleid maken en beleid uitvoeren wordt gesplitst. 
Toezicht op de markt is nodig om de belangen van de overheid te bewaken. Bij toezicht spelen de prikkels van betrokken partijen een belangrijke  en potentieel verstorende rol.

Twee 'prikkel'problemen die we uitwerken in de volgende les:
  • Principaal-agentprobleem
  • Berovingsprobleem


Slide 23 - Tekstslide

Is marktwerking geslaagd?
  • Wat was het doel?
  • Lagere kosten voor de diensten
=> meestal niet geslaagd (zorg, spoorwegen, huizen), maar soms wel (post, telecom)
  • Betere kwaliteit
=> Betwistbaar en moeilijk te vergelijken door de tijd. Verschilt bovendien sterk per dienst/bedrijf. 

Slide 24 - Tekstslide

Kwestie van organisatie?
Uit een interview met Sander Heijne, auteur van: 'Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u. Dertig jaar marktwerking in Nederland.'

Slide 25 - Tekstslide

Kwestie van perspectief/ideologie?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Stappenplan
  • Stap 1: Bepaal de Q waarbij MO = MK op de horizontale as
  • Stap 2: Bepaal de verkoopprijs die hoort bij deze Q op de prijsafzetlijn en lees die af op de verticale as
(Tussenstap: Je kunt nu de omzet bepalen door P x Q te doen)
  • Stap 3: Bepaal de gemiddelde totale kosten die hoort bij deze Q op de GTKlijn en lees die af op de verticale as
  • Stap 4: Het verschil tussen de afgelezen kosten bij stap 2 en 3 is de winst per product. Deze winst per product x het aantal producten is de maximale totale winst in euro's

Slide 28 - Tekstslide

Stappenplan (anders opgeschreven)
  • Winst = 0
  • Totale opbrengst (TO) = Totale kosten (TK)
  •  En ook: Gemiddelde totale opbrengst

Slide 29 - Tekstslide

Maximale omzet en break-even
  • Q bepalen met MO = 0 (Maximale omzet)
  • Q bepalen met GO = GTK (Break even)
  • Hierna werken de stappen hetzelfde! 

Slide 30 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Overheidsdiensten, privatisering en marktwerking
  • Doelstellingen (overheids)monopolist

Slide 31 - Tekstslide

Plenda
  • Maandag 13 januari
  • Opdracht 2.1 t/m 2.15

  • Maandag 20 januari
  • Opdracht 3.1 t/m 3.18

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Principaal-Agent probleem

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Twee partijen: principaal en agent
Vorige les: overheid wordt opdrachtgever voor een opdrachtnemend privaat bedrijf, bijvoorbeeld bij de Nederlandse Spoorwegen (NS).

Opdrachtgever noemen we: principaal
Opdachtsnemer (uitvoerder) noemen we: agent

  • Moet de principaal zich zorgen maken over de uitvoering van de opdracht? 


Slide 35 - Tekstslide

Tegengestelde belangen
De agent (opdrachtnemer) heeft andere belangen dan de principaal (opdrachtgever). 
  • Belang overheid bij NS. Zo goed en goedkoop mogelijk treinvervoer voor de burgers
  • Belang NS: het treinvervoer regelen dat er zo veel mogelijk winst wordt gemaakt

Slide 36 - Tekstslide

Asymmetrische informatie
De principaal (opdrachtgever) beschikt over veel minder informatie over het uitvoeren van de opdracht dan de agent (opdrachtnemer)

  • De NS (agent) weet de details van de dagelijkse werkzaamheden, kostenstructuren, klantgedrag, etc. 
  • De overheid (principaal) heeft deze informatie niet of in ieder geval veel minder.

Slide 37 - Tekstslide

Asymmetrische informatie
De principaal (opdrachtgever) beschikt over veel minder informatie over het uitvoeren van de opdracht dan de agent (opdrachtnemer)

  • De NS (agent) weet de details van de dagelijkse werkzaamheden, kostenstructuren, klantgedrag, etc. 
  • De overheid (principaal) heeft deze informatie niet of in ieder geval veel minder.

Slide 38 - Tekstslide

Probleem
De agent handelt in zijn eigen belang en niet van dat van de opdrachtgever en kan zijn informatievoorsprong hiervoor inzetten.

Hoe kun je dit oplossen?

Slide 39 - Tekstslide

Oplossingen principaal-agent
  • Regelgeving en/of gedetailleerde contracten 
=> Wetgeving rondom veiligheid/minimumvereisten en prestatiecontracten
  • Controleren
=> bijvoorbeeld overheidsinstanties als de ACM of ambtenaren op ministeries die toezien op de juiste uitvoering van de regels/contracten
  • Bonussen/straffen 
=> Bij niet voldoen aan bepaalde prestatievereisten (treinen op tijd) verminderde betaling of extra betaling (bonus) bij voldoen aan bepaalde prestatievereisten.

Alle oplossingen en combinaties van oplossing zijn kostbaar in tijd, geld en moeite.


Slide 40 - Tekstslide

Video
'Why you should keep your house on the market' (Freakonomics Radio)

Makelaar die een bonus krijgt als percentage van de verkoop van een huis

  • Wie is de opdrachtgever (principaal)?
  • Wie is de uitvoerder (agent)?
  • Zal de principaal uitvoeren wat de agent wil? Waarom wel/niet?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Video
'Why you should keep your house on the market' (Freakonomics Radio)

  • Wie is de opdrachtgever (principaal)? klant/eigenaar huis
  • Wie is de uitvoerder (agent)? vastgoedmakelaar
  • Zal de agent uitvoeren wat de principaal wil? Waarom wel/niet?
De principaal wil de hoogst mogelijke prijs, maar de agent heeft daar (ondanks de bonus), maar een zwakke prikkel voor. Dit heeft liever een nieuwe klant, dus verkoopt zo snel mogelijk en niet voor de hoogst denkbare prijs.

Slide 43 - Tekstslide

Andere voorbeelden
- Bankier & Klant
- Leraar & Leerling
- Werkgever & Werknemer
- en iedere andere opdrachtgever-opdrachtnemer variant

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Link

Slide 47 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Principaal-Agent probleem

Slide 48 - Tekstslide

Plenda
  • Maandag 13 januari
  • Opdracht 2.1 t/m 2.15

  • Maandag 20 januari
  • Opdracht 3.1 t/m 3.18

Slide 49 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Berovingsprobleem
  • Specifieke investering
  • Verzonken kosten

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Situatie
  • Het stadion van voetbalclub Feyenoord ('De Kuip') is al lang verouderd, maar het lukt al tientallen jaren niet om afspraken te maken over het investeren in een nieuw stadion of het opknappen van het oude stadion.
  • De voetbalclub Feyenoord en het stadion De Kuip zijn twee losstaande bedrijven. Feyenoord betaalt huur aan het stadion De Kuip om er te mogen voetballen.
  • Zowel Feyenoord als De Kuip hebben er belang bij dat het stadion wordt opgeknapt, zodat er nog vele jaren in kan worden gevoetbald.

Slide 52 - Tekstslide

Oplossing?
  • Een afspraak zou kunnen zijn: Stadion De Kuip investeert in het opknappen van het stadion (50 miljoen euro). In ruil daarvoor betaalt Feyenoord een verhoogde huur, zodat het stadion in de loop van de jaren de investeringen kan terugverdienen.
  • Waarom is het niet gelukt zo'n afspraak te maken?

Slide 53 - Tekstslide

Specifieke investering
  • Stadion De Kuip heeft eigenlijk maar een echte functie, namelijk dat Feyenoord erin kan voetballen. 
  • Als de investering eenmaal is gedaan en Feyenoord zou niet meer in De Kuip willen voetballen, dan kan deze investering op geen enkele andere manier worden terugverdiend
  • Dit noemen we een specifieke investering.
  • Een niet-specifieke investering is bijvoorbeeld een bedrijfsbusje. Als het bedrijf ophoudt te bestaan, kan het busje prima ergens anders voor worden ingezet.

Slide 54 - Tekstslide

Verzonken kosten
  • Beslissingen van beide partijen worden gedaan door naar de toekomst te kijken.
  • Eenmaal gedane specifieke investeringen kunnen bij een zakelijke beslissing daarom niet meer worden meegewogen. Dit zijn dan verzonken kosten.(verloren/vastgelegde/achtergelaten).
  • Feyenoord kan nadat de investeringen zijn gedaan het volgende zeggen: 'Wij hebben toch geen zin om de hogere huur te betalen, want De Kuip heeft toch geen andere klanten'. De Kuip kan dan geen kant op.
  • Feyenoord kan op deze manier De Kuip beroven van de gedane investering
  • De Kuip overziet deze situatie en zal daarom niet bereid zijn te investeren.

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Berovingsprobleem
  • Specifieke investering
  • Verzonken kosten

Slide 61 - Tekstslide

Plenda
  • Maandag 13 januari
  • Opdracht 2.1 t/m 2.15

  • Maandag 20 januari
  • Opdracht 3.1 t/m 3.18

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Video

Slide 64 - Video

Slide 65 - Link

Slide 66 - Tekstslide