Tijd in verhalen

Tijd in verhalen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tijd in verhalen

Slide 1 - Tekstslide

doelen
Je weet je wat je allemaal over de tijd van een verhaal kan zeggen.  We hebben het over de volgende begrippen: 
- Verteltijd
- Vertelde tijd
- Chronologische volgorde

Waarom zou je dit willen weten/kunnen?

Slide 2 - Tekstslide

Verteltijd
Verteltijd is de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 

In een film is dit het aantal minuten dat een film duurt. 

In een boek benoem je het aantal bladzijdes

'De verteltijd van Oorlogswinter is  176 bladzijdes.'

Slide 3 - Tekstslide

Vertelde tijd
De vertelde tijd is de tijd die in het boek verstrijkt.

Zijn we aan het einde van het boek een dag verder? Een jaar? Meerdere jaren?  Je kan kijken naar hoeveel ouder het personages geworden is in de loop van het verhaal. 

'De vertelde tijd van Oorlogswinter is 28 jaar. Eerst beleef je het laatste half jaar van de hongerwinter door de ogen van Michiel, maar je leest aan het einde ook een stukje over Michiel als hij 43 is.'
 

Slide 4 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Verteltijd

De tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 
Vertelde tijd

De tijd die in een verhaal verloopt. 

Slide 5 - Tekstslide

Chronologische volgorde
Een verhaal staat in de chronologische volgorde als de gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze zijn gebeurd. 

Zijn er flashbacks naar eerdere gebeurtenissen en stap je echt even terug in de tijd, beleef je daar het verhaal en spring je daarna weer terug naar het heden? Dan is het verhaal niet-chronologisch

Tip: Bij een flashback wordt het hoofdpersonage ineens jonger (een paar uur, dagen of jaar). 

Slide 6 - Tekstslide

Chronologische volgorde
Hetzelfde effect kan je bereiken met een flashforward. Het verhaal speelt zich dan ineens even af in de toekomst. Het verhaal is dan dus niet-chronologisch. 

Tip: Bij een flashforward wordt het hoofdpersonage ineens ouder (een paar uur, dagen of jaar). 

Slide 7 - Tekstslide

Chronologische volgorde
Soms denkt een personage alleen even terug aan het verleden. Dat is geen flashback maar een terugverwijzing. Het personage blijft op hetzelfde punt in het verhaal en is niet ineens ouder of jonger. 

Dit werkt hetzelfde als wanneer jijzelf even terugdenkt aan het verleden. Je bent nog steeds hier, in het nu. 

Slide 8 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Verteltijd

De tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 
Vertelde tijd

De tijd die in een verhaal verloopt. 
Chronologische volgorde

De gebeurtenissen staan in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. 

Soms zijn er terugverwijzingen
Niet-chronologische volgorde

De gebeurtenissen lopen door elkaar. Er zijn flashbacks en flashforwards

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen


Hoe zit het eigenlijk in het boek dat jij aan het lezen bent? 
Noteer wat de verteltijd is, hoe lang de vertelde tijd nu al duurt en of het verhaal tot nu toe chronologische is of niet. 

Slide 10 - Tekstslide