Natuur & techniek thema 2 materiaal uit de natuur

Thema 2: materiaal uit de natuur
Begrippen:
smelten, verdampen, condenseren, kookpunt, vaste stof, vloeistof, stollen, gas, moleculen en uitzetten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 2: materiaal uit de natuur
Begrippen:
smelten, verdampen, condenseren, kookpunt, vaste stof, vloeistof, stollen, gas, moleculen en uitzetten

Slide 1 - Tekstslide

Verdampen
bevriezen
smelten
condenseren

Slide 2 - Sleepvraag

Lopen op water

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kan het dat je in de ochtend wel kan lopen op water, maar in de middag niet?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Je ijsje is nog hard, dus het is...
A
Warmer dan o graden celcius
B
Kouder dan nul graden celcius
C
0 graden celcius of warmer
D
0 graden celcius of kouder

Slide 6 - Quizvraag

Onzichtbaar, maar niet weg!

Slide 7 - Tekstslide

Verdampt water sneller in de zomer of de winter?
A
Zomer
B
Winter

Slide 8 - Quizvraag

Beslagen brillen

Slide 9 - Tekstslide

Condenseren
Mist is condenseren in de lucht. Het onstaat doordat de lucht afkoelt (boven koud wateroppervlak of als grond kouder is dan de lucht).

Hoe verdwijnt mist? Doordat de zon de lucht opwarmt. Zo veranderen de druppels weer in waterdamp.

Slide 10 - Tekstslide

In veel dierentuinen hangt er zo een
apparaat. Hierdoor beslaat je bril niet.
Hoe kan dat?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Vaste stoffen:
Voorwerpen die niet uit zichzelf veranderen van vorm.

Hout, plastic, ijzer en steen.

Alle materialen reageren anders:
Hout brandt, maar steen?
Plastic buigt, maar ijzer?
Vloeistoffen:
Vormt zich altijd naar iets.

Water, benzine, olie, etc.

Wanneer een vloeistof door kou verandert naar een vaste stof heet dat: stollen.

Bij water is dat: bevriezen.

Slide 13 - Tekstslide

benzine
Vaste stof
Vloeistof
een stoel
ijs
water
stroop
een kraan

Slide 14 - Sleepvraag

Gassen
Zijn onzichtbare dampen in de lucht.

Aardgas is bij normale temperaturen altijd gas. Je gebruikt het bijna overal in huis.

Lucht is ook een vorm van gas.

Gas neemt altijd ruimte in! uitzetten, hoe werkt dat?

Slide 15 - Tekstslide

Moleculen
Moleculen zijn de allerkleinste deeltjes van iets.
Voorbeeld: een suikerklontje.
Vaste stof
Vloeistof
Gas

Slide 16 - Tekstslide

Vaste stof
Gas
Vloeistof

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe werkt uitzetten?
A
Als lucht warm wordt, willen de moleculen minder ruimte. Dus gaan ze dichter naar elkaar toe.
B
Als lucht warm wordt, willen de moleculen meer ruimte. Dus gaan ze uit elkaar.

Slide 18 - Quizvraag

Je probeert een deksel van een pot jam te openen, maar dat lukt niet. Nu houd je de deksel onder een warme kraan. Hierna krijg je de pot wel open. Hoe kan dat?
A
Bij een warme deksel heb je meer grip dan bij een koude deksel.
B
Het deksel zet uit door het warme water en zit daardoor losser.
C
De jam zet uit en duwt tegen het deksel.
D
De pot wordt warm, daardoor floept de deksel eraf.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe zit het met vloeistof moleculen?
Vloeistofmoleculen willen altijd weer contact maken.

Denk bijvoorbeeld aan condens op de ruiten van de douche.

Hoe zit het met sop, water en lucht?

Waarom loopt stroop sneller op een warme pannenkoek, dan wanneer het net uit de fles komt?

Slide 20 - Tekstslide

Afkoelen...
Fruitbloesem mag niet bevriezen, want dan gaan ze dood. Toch sproeien veel boeren bij nachtvorst hun bloesem kletsnat. Dit doen zij om ervoor te zorgen dat het water eromheen bevriest, maar de bloem niet. Door bevriezen komt warmte vrij. Hierdoor is alleen het water bevroren en niet de bloem eronder.

Slide 21 - Tekstslide

Wat weet je nog van dit thema?

Slide 22 - Woordweb