In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Vandaag: Toetsstof herhalen
Leerdoelen
Herhaalvragen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Na deze les, kun je:
H11 en H12 helemaal
Slide 2 - Tekstslide
Wat bepaalt het begin van de menstruatiecyclus?
A
Bloedverlies uit vagina
B
De eisprong.
C
Dikker worden baarmoederslijmvlies
D
Er is geen beginpunt.
Slide 3 - Quizvraag
Een menstruatiecyclus duurt gemiddeld....
A
21 dagen
B
3 tot 5 dagen
C
28 dagen
D
7 dagen
Slide 4 - Quizvraag
Welke dagen zijn de vruchtbare periode van een vrouw? Ga uit van een cyclus van 28 dagen.
Slide 5 - Open vraag
Wat is de functie van FSH?
A
Aanmaken LH en FSH door hypofyse
B
Zorgen voor een ovulatie
C
Ontwikkelen van de eicellen
Slide 6 - Quizvraag
Het follikel produceert oestrogeen, het gele lichaam progesteron en oestrogeen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
In de afbeelding zie je de prostaat en enkele andere organen van het mannelijke voortplantingsstelsel. Ook zijn er organen van het uitscheidingsstelsel te zien.
welke onderdelen horen bij het voortplantingsstelsel en welke onderdelen horen bij het uitscheidingsstelsel?
A
Uitscheiding: Q en R
Voortplanting: S
B
Uitscheiding: Q
Voortplanting: R en S
C
Uitscheiding: R en S
Voortplanting: Q
D
Uitscheiding: R
Voortplanting: R en Q
Slide 8 - Quizvraag
Een zaadcel en eicel zijn bij elkaar gekomen. Er vindt bevruchting plaats. Wat gebeurd er met de bevruchte eicel?
Slide 9 - Open vraag
De placenta heeft veel functies die na de geboorte van de baby overgenomen worden door organen. Welk orgaan neemt GEEN functie over van de placenta
A
darm
B
hart
C
long
D
nier
Slide 10 - Quizvraag
Bij een vlokkentest wordt weefsel uit de placenta weggehaald.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Na de geboorte verandert de bloedsomloop van een baby. Onder andere de ductus venososus sluit en het bloedvat verschrompelt.
Welke andere verbindingen in de bloedsomloop van de baby sluiten na de geboorte? Geef twee voorbeelden.
Slide 12 - Open vraag
Bij welk proces treedt bij de meeste mannelijke honden meiose op?
A
Bij de versmelting van voortplantingscellen.
B
Bij ongeslachtelijke voortplanting.
C
Celdeling in de lever
D
Productie van zaadcellen.
Slide 13 - Quizvraag
Hebben eeneiige tweelingen hetzelfde genotype? En twee-eiige tweelingen?
A
Alleen eeneiig heeft hetzelfde genotype
B
Alleen twee-eiig heeft hetzelfde genotype
C
Beide hebben hetzelfde genotype
Slide 14 - Quizvraag
Hiernaast is een karyogram weergegeven van een....
A
zaadcel
B
eicel
C
lichaamscel
D
is niet te zeggen
Slide 15 - Quizvraag
Celdifferentiatie en celspecialisatie ontstaat door
A
De verschillende genen die op het DNA voorkomen
B
Het eiwit dat de regelgenen maken
C
De soort cel waarin het DNA zit
D
een schakelaar in je lichaam die uit of aan staat
Slide 16 - Quizvraag
Hanneke heeft de Katwijkse ziekte. Dit is een ziekte waarbij patiënten heel veel hersenbloedingen krijgen en vroeg dement worden. Hanneke is heterozygoot voor de ziekte en haar man is gezond. Hoeveel kans hebben ze op een kind met de ziekte? Geef je antwoord in de vorm van een kruisingsschema.
timer
4:00
Slide 17 - Open vraag
Bij radijsjes worden de vorm erfelijk bepaald. De vorm kan lang, ovaal of rond zijn. Ovaal is een intermediair fenotype. Een kweker voert de volgende kruisingen uit: kruising 1: planten met een ronde radijs x planten met een ovale radijs kruising 2: planten met een lange radijs x planten met een ronde radijs kruising 3: planten met een lange radijs x planten met een ovale radijs kruising 4: planten met een ovale radijs x planten met een ovale radijs Uit elke kruising ontstaan evenveel nakomelingen. Bij welke van deze kruisingen ontstaan de meeste nakomelingen met ovale radijsjes?
timer
4:00
A
Kruising 1
B
Kruising 2
C
Kruising 3
D
Kruising 4
Slide 18 - Quizvraag
Becker spierdystrofie is een spierziekte die X-chromosomaal recessief overerft. Een vrouw is drager van de ziekte en zij krijgt een zoon met een man die gezond is. Wat is de kans dat deze zoon Becker spierdystrofie heeft?
timer
3:00
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 19 - Quizvraag
Hiernaast zie je een stamboom van een familie van cavia's. Welk genotype heeft nummer 15?
timer
4:00
A
AA
B
aa
C
Aa
D
Dat kun je niet weten
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer kunnen individuen met een afwijkend genotype en uiterlijk zich ontwikkelen tot een nieuwe soort?
A
wanneer ze zich met hun 'gewone' soortgenoten blijven voortplanten
B
wanneer ze zich gescheiden van hun oorspronkelijke soortgenoten ontwikkelen
C
als de organismen met het afwijkende uiterlijk uitsterven
D
wanneer ze fitter zijn dan hun oorspronkelijke soortgenoten
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er als "blauw zijn" voordeel oplevert omdat het bijvoorbeeld een goede schutkleur is? Gebruik de begrippen: genetische variatie, natuurlijke selectie en survival of the fittest
Slide 22 - Open vraag
Bekijk het verwantschapsschema hiernaast.
Wat is de meest recente, gemeenschappelijke voorouder van de wolf, de luipaard en de kat?
A
A
B
B
C
C
Slide 23 - Quizvraag
Men hoopt dat door nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunde in de toekomst steeds meer vaccins beschikbaar komen. Zo worden mogelijkheden onderzocht om ziekteverwekkers onschadelijk te maken door het inbrengen van nieuwe genen. Zo’n onschadelijk gemaakt micro-organisme zou dan gebruikt kunnen worden om een vaccin te maken.
Hoe wordt in de biotechnologie de techniek genoemd waarmee DNA veranderd wordt?