In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik vorige week
10 vragen over H3
20 seconden voor een vraag met 4 antwoordopties
10 seconden voor een vraag met 2 antwoordopties
Slide 3 - Tekstslide
Waar bevindt zich het DNA in de cel van de mens?
A
kern
B
cytoplasma
C
celmembraan
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde?
A
RNA-> DNA -> eiwit
B
DNA-> RNA -> eiwit
C
DNA -> eiwit -> RNA
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen zitten er bij een mens in een eicel en in een levercel?
A
eicel 23
levercel 46
B
eicel 46
levercel 46
C
eicel 23
levercel 23
D
eicel 46
levercel 23
Slide 6 - Quizvraag
Een enzym is altijd een eiwit
A
waar
B
onwaar
Slide 7 - Quizvraag
Een eiwit is altijd een enzym
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Chromosomen bevinden zich....
A
In het DNA
B
In de genen
C
In de celkern
D
In de bloedbaan
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen bevat een gewone lichaamscel?
A
1
B
2
C
23
D
46
Slide 10 - Quizvraag
Diploïd betekent enkel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een zygote?
A
Een aandoening met 1 extra chromosoom
B
Een bevruchte eicel 0-2 weken
C
Ander woord voor embryo
D
Gelijke chromosomen
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen bevat een bevruchte eicel.
A
23
B
46
Slide 13 - Quizvraag
Het allel dat tot uiting komt is...
A
Dominant
B
Recessief
Slide 14 - Quizvraag
Fokzuiver noemen we ook wel...
A
Homozygoot
B
Hetrozygoot
Slide 15 - Quizvraag
Het genotype is:
A
De informatie in je erfelijke materiaal
B
Uiterlijk (zichtbare) kenmerken
Slide 16 - Quizvraag
Rr
A
Fokzuiver
B
Fokonzuiver
Slide 17 - Quizvraag
Zwartbont is dominant
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Nakijken vragen opdracht 4
Slide 20 - Tekstslide
'De treden' bestaan uit baseparen. Er zijn vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G
DNA-
molecuul
Slide 21 - Tekstslide
Oriëntatie: Elke streng heeft een 3` kant en een 5` kant. De 3` kant is de kant waar de streng eindigt met de suiker, de 5` kant is de kant die eindigt met de fosfaatgroep
DNA-
molecuul
Slide 22 - Tekstslide
Nucleotide: bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase
DNA-
molecuul
Slide 23 - Tekstslide
De ene streng is complementair aan (een soort negatief van)de andere.
Als je de ene weet, weet je de andere ook.
DNA-
molecuul
Slide 24 - Tekstslide
Oriëntatie: Beide strengen liggen andersom georiënteerd.
DNA-
molecuul
Slide 25 - Tekstslide
Gedraaide touwladder/ dubbele helix
'Het touw' bestaat uit een fosfaatgroep (PO4) afgewisseld met een suiker (desoxyribose)