Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 26 Hoe weet je of je woorden los of aan elkaar schrijft?
Woorden aan elkaar of los
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woorden aan elkaar of los
Slide 1 - Tekstslide
Startklaar
Telefoon in de telefoontas
Spullen op tafel: boek en schrift
Huiswerk bespreken/les starten.
Slide 2 - Tekstslide
Lesprogramma
- Terugblik
- Wat gaan we leren?
Les 26 – Hoe weet je of je woorden aan elkaar of los schrijft
?
- Samen starten
- Instructie
- Zelfstandig werken
- Nabespreken/huiswerk
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert wanneer je woorden aan elkaar of los schrijft en wanneer je een tussenklank of koppelteken gebruikt?
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het verschil in betekenis tussen Zandweg & Zand weg?
Slide 5 - Open vraag
Wat is het verschil in betekenis tussen Kleinkind & Klein kind?
Slide 6 - Open vraag
Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:
Met een digitale methode, heb je lage printerkosten / lageprinterkosten
A
lage printerkosten
B
lageprinterkosten
Slide 7 - Quizvraag
Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:
Hij reinigt het terras met een hoge drukspuit / hogedrukspuit
A
hoge drukspuit
B
hogedrukspuit
Slide 8 - Quizvraag
Aan elkaar of los?
Samenstellingen
zwartebessencake
zwarte bessencake
Tussenklanken: -n, -s of –er
Tussen-n:
eerste deel = zelfstandig naamwoord
én meervoud eindigt op –en
peer + sap = perensap
Slide 9 - Tekstslide
Letters ertussen
Tussen-s:
als je een tussen-s hoort
liefde + lied = liefdeslied
Tussen-er:
woorden met meervoud op –eren
kalf + liefde = kalverliefde
Slide 10 - Tekstslide
Een streepje?
Koppelteken (-):
bij aardrijkskundige namen
Noord-Brabant, Zuid-Afrikaans
als
klinkers
‘botsen’
ski-instructeur, auto-onderdeel
(a, e, i, o, u)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Belangrijk
Bij samenstellingen gaat het om één persoon, dier of ding.
Slide 14 - Tekstslide
Woorden aan elkaar of los
Slide 15 - Tekstslide
Startklaar
Telefoon in de telefoontas
Spullen op tafel: boek en schrift
Huiswerk bespreken/les starten.
Slide 16 - Tekstslide
Lesprogramma
- Nakijken
- Wat gaan we leren?
Les 26 – Hoe weet je of je woorden aan elkaar of los schrijft
?
- Terugblik
- Zelfstandig werken
- Nabespreken/huiswerk
Slide 17 - Tekstslide
Nakijken les 25 opdracht 1 t/m 9
Slide 18 - Tekstslide
Wat schrijf je in een verslag?
A
iets dat je hebt meegemaakt of gedaan
B
een uitleg over hoe je een nieuwe game installeert
C
iets dat je wilt doen nadat je je diploma hebt gehaald
D
informatie over welke plekken je hebt bezocht
Slide 19 - Quizvraag
In de inleiding van je verslag schrijf je
A
hoe je het vindt
B
waar je verslag over zal gaan
C
je naam en adres
D
de vriendelijke groeten
Slide 20 - Quizvraag
In de kern van je verslag schrijf je wat er allemaal gebeurde
A
de volgorde maakt dan niet uit
B
het laatst gebeurde eerst
C
je schrijft dat in de goede volgorde
D
en de vriendelijke groeten
Slide 21 - Quizvraag
Leerdoelen
Je leert wanneer je woorden aan elkaar of los schrijft en wanneer je een tussenklank of koppelteken gebruikt?
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Letters ertussen
Tussen-s:
als je een tussen-s hoort
liefde + lied = liefdeslied
Tussen-er:
woorden met meervoud op –eren
kalf + liefde = kalverliefde
Slide 25 - Tekstslide
Een streepje?
Koppelteken (-):
bij aardrijkskundige namen
Noord-Brabant, Zuid-Afrikaans
als
klinkers
‘botsen’
ski-instructeur, auto-onderdeel
(a, e, i, o, u)
Slide 26 - Tekstslide
Belangrijk
Bij samenstellingen gaat het om één persoon, dier of ding.
Slide 27 - Tekstslide
Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:
Ik betaal met een bank-biljet / bankbiljet van €50.
A
bank-biljet
B
bankbiljet
Slide 28 - Quizvraag
Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:
De lange baanschaatser / langebaanschaatser won de marathon.
A
lange baanschaatser
B
langebaanschaatser
Slide 29 - Quizvraag
Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:
Heb jij ooit teveel / te veel geld teruggekregen?
A
te veel
B
teveel
Slide 30 - Quizvraag
Zelfstandig werken
- Eerst les 25 opdracht 1 t/m 9 afmaken
- Les 26 opdracht 1 t/m 12 en opdracht 15, blz. 56 en 57
Klaar? en 33
Slide 31 - Tekstslide
Nabespreking
Slide 32 - Tekstslide
Leg uit waarom het belangrijk is om te weten of je een woord aan elkaar schrijft of niet.
Slide 33 - Open vraag
Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 34 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Slide 35 - Open vraag
Woorden les 26
reinigen
schoonmaken
het ruimtestation
station dat ronddraait in de ruimte en dat kortere of langere tijd bemand is
de arbeidsmarkt
het geheel van vraag en aanbod van betaald werk
de munter - iemand die geld maakt
samengesteld
wat uit twee of meer delen bestaat
het bankbiljet
bedrukt papiertje om mee te betalen
Slide 36 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Aan elkaar of los?
Mei 2021
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Les 26 Hoe weet je of je woorden los of aan elkaar schrijft?
Oktober 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Les 26 Hoe weet je of je woorden los of aan elkaar schrijft?
Oktober 2021
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Les 26 Hoe weet je of je woorden los of aan elkaar schrijft?
Januari 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Week 45: les 1
November 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
KERN les 40 Samenstellingen H2
Mei 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Samenstellingen
1 maand geleden
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
los of aaneen, tussen n
December 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 3