Les 26 Hoe weet je of je woorden los of aan elkaar schrijft?

Start
Pak je leesboek voor!
Na het lezen voorpakken:
  • Boek Kern
  • Schrift en pen
timer
15:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Start
Pak je leesboek voor!
Na het lezen voorpakken:
  • Boek Kern
  • Schrift en pen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat de regels zijn voor het schrijven van samenstellingen. (R)

  • kun je bij gegeven woorden bepalen of je ze aan elkaar schrijft en of je een tussenklank of koppelteken moet schrijven.(T1)

  • kun je uitleggen waarom je een woord wel of niet aan elkaar schrijft en waarom er wel of niet een tussenklank of koppelteken in zit. (T2)
  • kun je zelf voorbeelden bedenken van samengestelde woorden met en zonder tussenklank of koppelteken. (I)

Slide 2 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Bij samenstellingen hoor je twee of meer woorden. Je schrijft deze aan elkaar omdat het om één persoon of één ding. 

Als je ze los van elkaar schrijft verandert de betekenis.

Bijvoorbeeld:
  • zwartebessencake
  • zwarte bessencake

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld


Blauwebroekdrager
Blauwe broekdrager

Slide 4 - Tekstslide

Tussenklanken: -n, -s of –er

Tussen-n:
eerste deel = zelfstandig naamwoord én meervoud eindigt op –en

Bijvoorbeeld:
peer + sap = perensap

Slide 5 - Tekstslide

Tussenklanken: -n, -s of –er

Tussen-s:
  • als je een tussen-s hoort
liefde + lied = liefdeslied


Tussen-er:
  • woorden met meervoud op –eren
kalf + liefde = kalverliefde


Slide 6 - Tekstslide

Een streepje?
Koppelteken (-):


  • bij aardrijkskundige namen
Noord-Brabant, Zuid-Afrikaans

  • als klinkers ‘botsen’
ski-instructeur, auto-onderdeel
(a, e, i, o, u)


Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil in betekenis tussen kleinkind & klein kind?

Slide 8 - Open vraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

Met een digitale methode, heb je lage printerkosten / lageprinterkosten
A
lage printerkosten
B
lageprinterkosten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin de juiste schrijfwijze:

Ik betaal met een bank-biljet / bankbiljet van €50.
A
bank-biljet
B
bankbiljet

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Het gebeurde tijdens de radio uitzending.
B
Het gebeurde tijdens de radiouitzending.
C
Het gebeurde tijdens de radio-uitzending.

Slide 11 - Quizvraag

Leg uit waarom het belangrijk is om te weten of je een woord aan elkaar schrijft of niet.

Slide 12 - Open vraag

KERN Les 26
Ga naar blz. 56 in het boek van Kern en pak je schrift en pen voor.

Je maakt vraag 2 t/m 12. Vraag 7 mag je overslaan.

De antwoorden schrijf je in je schrift. 
De eerste 10 minuten werk je in stilte. 
Na 10 minuten mag je fluisterend overleggen.





Slide 13 - Tekstslide

a heteluchtballon
b hogedrukspuit
c langebaanschaatser
d halfvolle
e te veel
Omdat het aan elkaar schrijven van woorden een andere betekenis kan geven dan wanneer woorden los van elkaar worden geschreven.

Slide 14 - Tekstslide

a los
b aan elkaar
c koppelteken
d aan elkaar
e aan elkaar
f aan elkaar
g aan elkaar
h koppelteken, los
i aan elkaar
j aan elkaar
a een achtste
b valsemunter
c ski-instructeur
d rundergehakt
e insectenbeet
f tieneurobiljet
g rozetruidrager
h Oost-Gronings platteland
i opendeurdag
j slechtnieuwsgesprek

Slide 15 - Tekstslide

Even oefenen
a een achtste
b maximumsnelheid
c privékliniek
d rundergehakt
e insectenbeet
f houten plank
g diploma-uitreiking
h Zuid-Afrikaans
i getuigenverklaring
j ruimtestation

Slide 16 - Tekstslide

Belangrijk


Bij samenstellingen gaat het om één persoon, dier of ding.

Slide 17 - Tekstslide

Woorden les 26
  • reinigen
    schoonmaken
  • het ruimtestation
    station dat ronddraait in de ruimte en dat kortere of langere tijd bemand is
  • de arbeidsmarkt
    het geheel van vraag en aanbod van betaald werk
  • de kliniek
    plek waar mensen of dieren verpleegd worden
  • samengesteld
    wat uit twee of meer delen bestaat
  • het bankbiljet
    bedrukt papiertje om mee te betalen 

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 20 - Open vraag

          Aan de slag
Kern les 26 
  • Pagina 56 en 57
  • Woordenschat goed noteren in je map

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat de regels zijn voor het schrijven van samenstellingen. (R)

  • kun je bij woorden bepalen of je ze aan elkaar schrijft en of je een tussenklank of koppelteken moet schrijven. (T1)


Slide 23 - Tekstslide