In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
à + le(s)
de+le(s)
Slide 1 - Tekstslide
twee soorten voorzetsels
à "de"
in, naar, op van
Slide 2 - Tekstslide
à betekent:
aan
in
naar
om
op
Slide 3 - Tekstslide
Als je naar een plek toe gaat, gebruik je "à".
Je vais à la boulangerie
Je vais à l'école
Slide 4 - Tekstslide
Na het woordje à kan je gewoon la of l' krijgen (à la boulangerie, à l'école).
Er is echter een probleempje als na à het lidwoord "le" of het lidwoord "les" volgt. Op dat moment veranderen à + le en à + les samen in een ander woord
Slide 5 - Tekstslide
à + le > au
à + les > aux
Je vais à le cinéma > Je vais au cinéma
Je vais à les toilettes > Je vais aux toilettes
Slide 6 - Tekstslide
à + le, la, les
à+le = au
à+l' = à l'
à + la = à la
à + les = aux
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
naar de Verendigde Staten
A
A l'États-Unis
B
en États-unis
C
au États-Unis
D
aux États-Unis
Slide 9 - Quizvraag
naar school
A
à l'école
B
au école
C
en école
D
aux école
Slide 10 - Quizvraag
naar de supermarkt
A
aux supermarché
B
à la supermarché
C
au supermarché
D
à l'supermarché
Slide 11 - Quizvraag
Vul het woord in dat ontbreekt: 5. Je donne un cadeau ____ professeur
Slide 12 - Open vraag
Vul het woord in dat ontbreekt: 1. Je vais ____ boulangerie (vrl)
Slide 13 - Open vraag
à + le -> au
à + les -> aux
Je vais à le cinéma > Je vais au cinéma
Je vais à les toilettes > Je vais aux toilettes
Slide 14 - Tekstslide
het boek van de leraar
A
le livre des prof
B
le livre de l'prof
C
le livre de la prof
D
le livre du prof
Slide 15 - Quizvraag
de =
'van'
Slide 16 - Tekstslide
Na het woordje de kan je gewoon la of l' krijgen (de la boulangerie, de l'école).
Er is echter een probleempje als na de het lidwoord "le" of het lidwoord "les" volgt. Op dat moment veranderen de + le en de + les samen in een ander woord
Slide 17 - Tekstslide
Na dat woordje de kan een bepaald lidwoord komen:
Je sors de la maison de Didier
Ik kom uit het huis van Didier
Slide 18 - Tekstslide
de tas van de ouders
le sac des parents (de + les)
Het boek van de broer van mijn vriendin
Le livre du frère de mon ami (de + le)
Slide 19 - Tekstslide
de + le, la, les
de + le = du
de+l'= de l'
de + la = de la
de + les = des
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
de directeur van de school
A
le directeur des école
B
le directeur de l'école
C
de directeur du école
D
le directeur au école
Slide 22 - Quizvraag
de deur van het museum
A
la porte de la musée
B
la porte de l'musée
C
la porte du musée
D
la porte des musée
Slide 23 - Quizvraag
Vul het woord in dat ontbreekt: C'est une spécialité ____ chef
Slide 24 - Open vraag
Vul het woord in dat ontbreekt: Elle sort ____ hôtel
Slide 25 - Open vraag
Vul het woord in dat ontbreekt: . Les enfants ____ voisins sont gentils
Slide 26 - Open vraag
Vertel:
– waar je bent geweest.
J'ai été à ...
à + le --> au
le film
le stade
le concert
l'Arena
Slide 27 - Tekstslide
Samenvattend:
de + bepaald lidwoord:
de + le = du
de + la = de la
de + l' = de l'
de + les = des
Slide 28 - Tekstslide
Samenvattend:
à + bepaald lidwoord:
à + le = au
à + la = à la
à + l' = à l'
à + les = aux
Slide 29 - Tekstslide
create.kahoot.it
Slide 30 - Link
Les devoirs
Faites les exercices: D. 15, 16, 17 & 18
Apprenez: bloc A & B (page 86)
& les phrases-clés C (page 88)
Regardez la vidéo: youtube.com/watch?v=mM2bkprNcU0&feature=emb_title