2.5 DNA en de celcyclus

2.4 Transcriptie/translatie
2.5 DNA en de celcyclus
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

2.4 Transcriptie/translatie
2.5 DNA en de celcyclus

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 2.4
12. Je kunt de bouw van DNA en de DNA-code voor eiwitten beschrijven
13. Je kunt beschrijven waarin (de bouw van) RNA verschilt met (die van) DNA en je kunt de DNA-code vertalen naar een RNA-code en andersom
14. Je kunt de RNA-code naar aminozuren en andersom vertalen en je kunt de vorming en de afwerking van eiwitten door organellen beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

2.4.13 Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.
De nucleotidevolgorde van dat stuk DNA is de code voor het maken van het eiwit.

Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. Er zijn 20 verschillende aminozuren (BINAS 67H1).



Slide 3 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt -> messenger RNA (mRNA).


Slide 4 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA is enkelstrengs

mRNA heeft een ribose als suiker

mRNA heeft Uracil ipv Thymine als base

Slide 5 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA wordt afgelezen van en complementair gemaakt aan de template-/ matrijsstreng 

tegenover de A wordt een U ingebouwd, tegenover T een A, bij C een G en bij G een C.


Slide 6 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Het mRNA is dus een 'kopie' van de ándere (complementaire) DNA streng: de coderende streng.

Slide 7 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
DNA wordt afgelezen vanaf de 3' kant naar de 5' kant.

mRNA wordt opgebouwd vanaf de 5' kant naar de 3' kant.
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 8 - Tekstslide

Transcriptie: DNA naar RNA
Moet je dit leren?

BINAS 71E
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 9 - Tekstslide

2.4.14 RNA naar eiwit: translatie
Het mRNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het mRNA in steeds 3 basen tegelijk (triplet/ codon).

Slide 10 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 11 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Een tRNA molecuul met een anticodon en een gekoppeld aminozuur wordt door het ribosoom gekoppeld.
Het aminozuur wordt aan het vorige aminozuur gekoppeld en de lege tRNA wordt losgemaakt.

Slide 12 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Bij het aflezen van mRNA is de afleesrichting belangrijk!

mRNA wordt afgelezen van 5' naar 3' 

Slide 13 - Tekstslide

RNA naar eiwit: translatie
Moet je dit leren?

BINAS 71J

Slide 14 - Tekstslide

Transcriptie en translatie

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen 2.5
15. Je kunt de stappen van de celcyclus beschrijven
16. Je kunt de stappen van mitose beschrijven
17. Je kunt uitleggen waardoor ongecontroleerde celgroei ontstaat en je kunt het verschil tussen tumor en kanker benoemen

Slide 19 - Tekstslide

2.15 Levenscyclus van een cel
BINAS 76A

Slide 20 - Tekstslide

Wat gebeurt er met het DNA tijdens celcyclus?

Slide 21 - Tekstslide

Als de cel een nieuwe deling gaat voorbereiden wordt in de S-fase (van de interfase) het DNA verdubbeld.
Hierbij worden beide helften van de dubbele helix aangevuld met een complementaire streng (2 en 3)

Slide 22 - Tekstslide

Beide DNA moleculen blijven bij het centromeer aan elkaar verbonden (4)

Slide 23 - Tekstslide

Bij het begin van de M-fase (de daadwerkelijke celdeling) spiraliseren de DNA moleculen. Ze worden korter en dikker (5)

Slide 24 - Tekstslide

Ze krijgen dan de karakteristieke x-vorm die ook onder de microscoop te zien is (6)

Slide 25 - Tekstslide

2.16 Mitose - Profase
Kernmembraan verdwijnt

Chromosomen spiraliseren

Spoelfiguur ontstaat (centrosomen en celskelet)

Slide 26 - Tekstslide

Mitose - Metafase
Chromosomen liggen naast elkaar op de equator van de cel

Spoelfiguur bij de polen met trekdraden bij de centromeren van elk chromosoom

Elk chromosoom is verbonden met beide spoelfiguren

Slide 27 - Tekstslide

Mitose - Anafase
Trekdraden trekken de chromatiden uit elkaar.

De chromosomen zijn nu weer 'normaal'.

Slide 28 - Tekstslide

Mitose - Telofase
Chromosomen despiraliseren

Nieuw kernmembraan ontstaat

Spoelfiguren verdwijnen

Celdeling

Slide 29 - Tekstslide

Mitose
Moet ik dit leren?

BINAS 76B1

Slide 30 - Tekstslide

Mitose - Celdeling
Dieren: membraan snoert in.

Planten: Glad ER en golgisysteem versmelten in het equatoriaal vlak. Ze vormen blaasjes met pectine.
Die blaasjes vormen uiteindelijk een scheidingswand.
Beide cellen vullen de pectine aan met cellulose: nieuwe celwand.
Daarna volgt celstrekking (de cellen worden weer de oorspronkelijke grootte).


Slide 31 - Tekstslide

0

Slide 32 - Video

0

Slide 33 - Video

Celdeling worteltop
Welke fases van de mitose herken je?

Slide 34 - Tekstslide

In een bepaalde cel is de hoeveelheid DNA in de G1 fase p, Hoeveel DNA is er tijdens de anafase?
A
2p
B
p
C
1/2p

Slide 35 - Quizvraag

In een bepaalde cel is de hoeveelheid DNA in de G1 fase p, Hoeveel DNA is er aan het eind van de G2?
A
2p
B
p
C
1/2p

Slide 36 - Quizvraag

In een bepaalde cel is de hoeveelheid DNA in de G1 fase p, Hoeveel DNA is er in één kern na de celdeling?
A
2p
B
p
C
1/2p

Slide 37 - Quizvraag

2.17 Controle celdeling
G1 fase: P53-eiwit gemaakt door een tumorsupressor-gen
Controle op DNA schade, celgrootte, voedingsstoffen.

Herstelenzymen proberen de fouten nog op te lossen, lukt dat niet dan volgt apoptose: gecontroleerde celdood.


Slide 38 - Tekstslide

Controle celdeling
G2 fase: 
Controle op juiste replicatie van het DNA en celgrootte

Herstelenzymen proberen de fouten nog op te lossen, lukt dat niet dan volgt apoptose: gecontroleerde celdood.


Slide 39 - Tekstslide

Controle celdeling
M fase (metafase): 
Controle op juiste vorming spoelfiguur, elke chromatide is bij het centromeer verbonden met elk spoelfiguur

Herstelenzymen proberen de fouten nog op te lossen, lukt dat niet dan volgt apoptose: gecontroleerde celdood.


Slide 40 - Tekstslide

Tumor
Bij fouten in de genen die betrokken zijn bij (de controle van) de celdeling kan ongecontroleerde celdeling ontstaan: een tumor.

Kanker is een kwaadaardig tumor, een tumor die gemetastaseerd is (uitgezaaid).
Uitzaaiïngen zijn tumorcellen die loslaten en via het bloed/ lymfe in een ander orgaan doorgroeien.


Slide 41 - Tekstslide

Kanker- behandelingen
Chirurgie: verwijderen van de tumor
Bestraling: vernietigen van de tumor door radioactieve straling
Chemotherapie: cytostatica (geneesmiddel dat de celdeling remt) voorkomen celdeling, ook van tumorcellen. Andere stoffen voorkomen bloedvatvorming bij de tumor.
Immunotherapie: stimulering van het afweersysteem om zelf tumorcellen op te ruimen.


Slide 42 - Tekstslide