Spelling Blok 1 (3/4)

Welkom!

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Terugblik (5')

- Uitleg leesboek (5')

- Lesdoelen doornemen (2')

- Instructie (5')

- Zelf aan de slag (20')

- Evaluatie (5')

Slide 2 - Tekstslide

Leesboek 
  • Binnenkort krijgen jullie meer informatie over de boekopdracht.
  • Daarvoor ga je een boek lezen.
  • Je kiest een boek op de website www.jeugdbibliotheek.nl 
     (9 - 12 jaar of 12 - 15 jaar).
  • Vanaf volgende week woensdag     neem je ALTIJD je leesboek mee!!!

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les:
  • de regels voor het spellen van de   persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

  • de persoonsvorm vervoegen in de   tegenwoordige tijd

Slide 4 - Tekstslide

Check in duo's

Welke drie mogelijkheden zijn er bij het vervoegen van de p.v. in de t.t.?
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Check in duo's

Maak een zin met het werkwoord 'lezen' in de t.t., derde persoon enkelvoud!
timer
1:30

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ...kun je de regels voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd uitleggen

  • ...kun je de persoonsvorm vervoegen in de tegenwoordige tijd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Dit zijn de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):


  1. Ik of jij erachter: alleen de stam – (ik) loop, loop (ik), loop (jij) – (ik) vind, vind (ik), vind (jij)
  2. Anders in het enkelvoud: stam + t – (jij) loopt, (hij) loopt, (zij) loopt – (jij) vindt, (hij) vindt, (zij) vind
  3. In het meervoud: het hele werkwoord – (wij) lopen, (jullie) lopen, (zij) lopen – (wij) vinden, (jullie) vinden, (zij) vinden

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
- Maak opdr. 29 en 30 (blz. 27)
- Klaar? Kijk je werk na! 
- Antwoorden staan op It's Learning.




timer
20:00
Had je alles goed? 
--> Maak de plusopdrachten (paars)

Had je een paar foutjes in de opdrachten?
--> Maak de extra oefeningen (blauw)
--> Maak één van de plusopdrachten

Slide 10 - Tekstslide

Antw. opdr. 24 
De stam is de infinitief zonder -en.
De ik-vorm is de persoonsvorm van de eerste persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd.

Slide 11 - Tekstslide

Antw. opdr. 25
1 zwemm – ik zwem
2 vergiss – ik vergis me
3 blaz – ik blaas
4 uithor – ik hoor uit
5 strev – ik streef
6 gedrag – ik gedraag me
7 plag – ik plaag
8 niez – ik nies
9 stov – ik stoof
10 opgroei – ik groei op
11 glur – ik gluur
12 trapp – ik trap

Slide 12 - Tekstslide

Antw. opdr. 26

1 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: wandelen, schieten, drinken.
2 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: praten, slikken, verbazen.

Slide 13 - Tekstslide

Antw. opdr. 27
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: 
1 Klinker toevoegen: lopen, balen.
2 Medeklinker weglaten: vallen, bakken.
3 Letter veranderen: reizen, geven (hierbij ook klinker toevoegen).


Slide 14 - Tekstslide

Antw. opdr. 28
 De nieuwe conciërge op school helpt
2 Bied jij
3 De onhandige chef-kok brandt
4 Geeft u
5 Jij verrast
6 landt het vliegtuig
7 Wordt een roos
8 Mijn zus e-mailt
9 Het schattige hondje kluift
10 Mijn ouders peinzen
11 Vindt je moeder
12 Mijn horloge wordt

Slide 15 - Tekstslide

Antw. opdr. 29
De zinnen bevatten de volgende persoonsvormen:
1 (jij/je/u) krabt
2 (wij/we) werken samen
3 (jullie) wensen
4 (de nieuwe wasmachine) draait
5 (jij/je) zwemt
6 (ik) vind
7 (de oude mannen bij het kanaal) vissen
8 (jullie) staan
9 (ik) droom
10 (Drie vermoeide examenkandidaten) leveren in

Slide 16 - Tekstslide

Antw. opdr. 30
De zinnen 1, 3 en 4 zijn juist gespeld.
2 Hier hoort verbaast te staan. Het is de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd, dus ik-vorm + t.
5 Hier hoort word te staan. Het is de eerste persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd, dus de ik-vorm.
6 Hier hoort rijdt te staan. Het is de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd, dus ik-vorm + t.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ging het...?
Hoe was het zachtjes werken in de klas?

Zijn de doelen behaald?


Slide 18 - Tekstslide

Werkwoordspelling 
persoonsvorm tegenwoordige  

Slide 19 - Tekstslide

 Persoonsvorm tegenwoordige tijd - theorie 
Ik = ik-vorm
Hij/zij/het/u =  ik-vorm + t
Wij/Jullie/Zij = hele werkwoord

Bekijk het schema op de volgende dia.  

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

 Voorbeeldzinnen persoonsvorm tegenwoordige tijd 
1. Hij (verhuizen) binnenkort naar Amsterdam. 
1. Hij verhuist binnenkort naar Amsterdam. 

2. Ik (worden) erg blij van het weer. 
2. Ik word erg blij van het weer. 

3. Zij (fietsen) samen naar huis. 
3. Zij fietsen samen naar huis. 

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvormen tegenwoordige tijd op de goede manier in je schrift

1. De verslaggever (versturen)  berichten terwijl hij op pad is.
2. ASML (verdienen)  geld als water met hun nieuwe businessplan.
3. Voor eigenaar Harold (houden)  dat in dat hij bij de fitste mannen van Nederland hoort.
4. Door af en toe een catering te verzorgen, (verdienen)  moeder wat bij.
5. Dit jaar (heffen) de Belastingdienst veel belasting over mijn loon en hield ik bijna niks over.


Slide 23 - Tekstslide

Controleer je antwoorden.  
  1. De verslaggever verstuurt berichten terwijl hij op pad is.
  2. ASML verdient geld als water met hun nieuwe businessplan.
  3. Voor eigenaar Harold houdt dat in dat hij bij de fitste mannen van Nederland hoort.
  4. Door af en toe een catering te verzorgen, verdient moeder wat bij.
  5. Dit jaar heft de Belastingdienst veel belasting over mijn loon en hield ik bijna niks over.

Slide 24 - Tekstslide

Op de volgende dia zie je een filmpje met nogmaals de uitleg van de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Bekijk het filmpje aandachtig en ga daarna aan de slag met de vragen.  

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video

Extra opdracht - persoonsvorm tegenwoordige tijd 
  1. Gebruik deze tips en (genieten) van prachtig haar. 
  2. Als ze geen zin heeft in krullen, dan (verruilen)  ze de krultang voor de steiltang. 
  3. Hij (vervolgen) : ‘Ik denk dat Daniel voor het eerst een nieuwe cocktail zal laten zien.’
  4. De NS (behouden)  koste wat het kost, haar monopoliepositie op het spoor.
  5. De voetbalploeg (counteren)  nu snel nu ze de bal hebben veroverd van de tegenstanderscou.

7. (Wenden) …………………………………………………… je verdediger snel een aanval af, of heeft hij daar moeite mee?

8. Het Kabinet (proberen) …………………………………………………… het Belastingplan aan te passen, zodat het in 2019 kan rekenen op de steun van een meerderheid.

Slide 27 - Tekstslide

Controleren extra opdracht - persoonsvorm tegenwoordige tijd 
1. Gebruik deze tips en geniet van wakker met prachtig haar!
2. Als ze geen zin heeft in krullen, dan verruilt  ze de krultang voor de steiltang.
3. Hij vervolgt : ‘Ik denk dat Daniel voor het eerst een nieuwe cocktail zal laten zien.’
4. De NS behoudt  koste wat het kost, haar monopoliepositie op het spoor.
5. De voetbalploeg countert  nu snel nu ze de bal hebben veroverd van de tegenstanderscou.

Slide 28 - Tekstslide

Je achter persoonsvorm tegenwoordige tijd (uitzondering) 

Slide 29 - Tekstslide

Je achter de persoonsvorm (uitzondering) - theorie 
Staat er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm? Dan komt er geen -t achter.
- Word je volgende week getest?

Slide 30 - Tekstslide

(+) Voorbeeldzinnen je achter persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. (Worden) je snel boos?
1. Word je snel boos?

2. (Worden) je vader snel boos?
2. Wordt je vader snel boos?

'Je' kan je bij de tweede zin niet veranderen in jij. Daarom stam + t 

Slide 31 - Tekstslide

 Op de volgende dia zie je een filmpje met nogmaals de uitleg van je achter de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Maak hier zelf een samenvatting van.  

Slide 32 - Tekstslide

0

Slide 33 - Video

(-) Extra opdracht - je achter persoonsvorm tegenwoordige tijd 
  1. (Worden) je daar gelukkig van?
  2. (Verhuizen) je naar Dedemsvaart? 
  3. (Krijgen) je morgen een nieuwe hond?
  4. (Vinden) jij het niks aan?

Slide 34 - Tekstslide

(-) Controleren extra opdracht - je achter persoonsvorm tegenwoordige tijd 
  1. Word je daar gelukkig van?
  2.  Verhuis je naar Denemarken?
  3. Krijg je morgen een nieuwe hond?
  4. Vind jij het niks aan?

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Extra uitdaging/verrijking
1.  Maak de plusopdracht (opdr. 27) op blz. 26. 
2. Maak de volgende (online) oefening: Persoonsvorm vervoegen in t.t. 
3. Maak, om een klasgenoot te testen, 7 uitdagende en originele quizvragen over de persoonsvorm t.t. Je mag daarvoor gebruik maken van Kahoot (let op: je hebt wel een account nodig!).
 
4. Zoek uit waar het ezelsbruggetje 't ex-kofschip vandaan komt. 
5. Maak een PowToon over de pv t.t., pv v.t. en/of het volt. dw. 


De medeklinkers in ’t ex-kofschip zijn niet zomaar een samenraapsel van willekeurige letters: deze medeklinkers zijn met een reden gekozen. Waarom zit de b niet erin, of de z? Jij gaat dit uitzoeken en geeft er zo veel mogelijk uitleg en voorbeelden bij. 

Slide 37 - Tekstslide

Bij welke werkwoorden komt er bij de 2e en 3e persoon géén t achter de
ik-vorm?
A
ontmoeten
B
krijten
C
bidden
D
bereiden

Slide 38 - Quizvraag