KLAS-2-HET LIJDEND VOORWERP

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze week kan je:  
  • het lijdend voorwerp in een zin vinden.
  • zelfstandige naamwoorden en namen vervangen door persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
Door de vraag te stellen:
Wie/wat + werkwoordelijke gezegde +onderwerp. 
Ik wil olijven.                                  Wat wil ik? = olijven
Ik neem de fiets.                         Wat neem ik? = de fiets
Jij kijkt veel Netflix series.    Wat kijk jij? =  Netflix eries
Jullie maken huiswerk.          Wat maken jullie? het huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Zoek het lv: Juan toma el autobus al centro.
A. Juan
B: toma
C: el autobús
D: centro
A
Juan
B
toma
C
el autobús
D
centro

Slide 4 - Quizvraag

Hoy Carlos come un bocadillo de jamón.
A: Hoy
B: Carlos
C: come
D: un bocadillo de jamón.

A
Hoy
B
Carlos
C
come
D
un bocadillo de jamón

Slide 5 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp voornaamwoord
De functie van de persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp is om en zelfstandig naamwoord of naam te vervangen, zodat die niet herhaald hoeven te worden.

Ik heb de berichten gezien.             Ik heb ze  gezien.
Ik heb een nieuwe tas gekocht.    Ik heb hem in Primark gekocht.

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag leer je het leer je het lijdend voorn
 Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp in het Spaans?
  • me 
  • te
  • lo, la
  • nos                                                ¡Hola Lola!
  • os
  • los, las

Slide 7 - Tekstslide

Vervang het lv door LO, LA, LOS, LAS.
¿Quieres manzanas rojas? Sí, ... quiero.
A. lo B: los C: las D: la
A
lo
B
los
C
las
D
la

Slide 8 - Quizvraag

Tengo que comprar sellos. (ik moet zegels kopen).
... tengo que comprar.
A. la B. lo C. las D. los
A
la
B
lo
C
las
D
los

Slide 9 - Quizvraag

¿Quieres un teléfono móvil nuevo? Si, ... quiero.
A: lo B: la C: los D: las
A
lo
B
la
C
los
D
las

Slide 10 - Quizvraag

Tú tienes que cruzar la plaza. (je moet het plein oversteken)
... tienes que cruzar.
A: los B: las C: la D: lo

A
los
B
las
C
la
D
lo

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video