Persoonlijk voornaamwoorden

Bonjour à tous!
-> Wat komt er in de test van volgende week (wo/do)
-> Persoonlijk voornaamwoord
-> Werkwoord devoir

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour à tous!
-> Wat komt er in de test van volgende week (wo/do)
-> Persoonlijk voornaamwoord
-> Werkwoord devoir

Slide 1 - Tekstslide

Wat leren?
Apprendre 1 Basisvocabulaire (FN - NF, bladzijde 74 uit je boek)
Apprendre 6 Parler (FN - NF, bladzijde 76 uit je boek)
Apprendre 7 Parler - phrases (FN - NF, bladzijde 76 uit je boek)

Apprendre 3 Grammaire 1 (werkwoorden devoir, aller, faire in de présent en de passé composé, bladzijde 75 uit je boek)
Apprendre 5 Grammaire 2 (persoonlijk voornaamwoord le, la, les als lijdend voorwerp, bladzijde 76 uit je boek)


Slide 2 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik eet een appel.

Slide 3 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord
Lijdend voorwerp veranderd in -> Le, la, les of l'
Het veranderd dan in -> hem/haar/ze/het

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
Hij eet een appel -> je mange une pomme
Hij eet het -> je la mange

Zij kocht een boot -> Elle achète une bateau
Zij kocht het -> 

Ik geef een cadeau -> Je donne une cadeau
Ik geef het ->

Slide 5 - Tekstslide

Wat veranderd er in de zin?
Het lijdend voorwerp komt vóór de 1e werkwoordsvorm (persoonsvorm) te staan.

Je cherche mon stylo
-> Je le cherche
Il a vu un avion
-> Il l'a vu

Slide 6 - Tekstslide

geef antwoord
Tu connais ma soeur?

Slide 7 - Open vraag

Verander
Il a fait ses devoirs.

Slide 8 - Open vraag

Devoir

Slide 9 - Woordweb

Werkwoord devoir

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Weektaak
-> Paragraaf 2.5: Grammaire II

Slide 12 - Tekstslide