zinsdelen benoemen - pv, ow, ww.gez, lvw

De persoonsvorm kan ik vinden door:
A
te vragen wie het doet
B
er een vraag van te maken
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De persoonsvorm kan ik vinden door:
A
te vragen wie het doet
B
er een vraag van te maken

Slide 1 - Quizvraag

de persoonsvorm is een:
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 2 - Quizvraag

Otto heeft een goede vraag gesteld.
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Otto
B
vraag
C
heeft
D
heeft gesteld

Slide 3 - Quizvraag

Sara bedenkt een antwoord op de moeilijke vraag.
Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Slide 4 - Open vraag

Het onderwerp is:

A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

het onderwerp kun je vinden door:
A
te vragen wie of wat doet het
B
door de zin in de verleden tijd te zetten

Slide 6 - Quizvraag

Op zaterdag slapen mijn zus en ik uit.
Wat is het onderwerp?

Slide 7 - Open vraag

het (werkwoordelijk) gezegde bestaat uit:
A
het bijvoegelijknaamwoord
B
alle werkwoorden in de zin

Slide 8 - Quizvraag

Ik zou graag een kopje koffie willen.
Wat is het ww gezegde?
A
zou
B
zou graag
C
willen
D
zou willen

Slide 9 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp kun je vinden door:
A
te vragen wie of wat + onderwerp + ww gezegde
B
de zin in de verleden tijd te zetten

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb een mooi boek gekregen.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
heb
B
een mooi boek
C
een boek
D
heb gekregen

Slide 11 - Quizvraag

De architect heeft een bijzondere woning ontworpen.
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Slide 12 - Open vraag