H4.1 Hoe maak je dat?

Vandaag

  • Leg je boek (+schrift) klaar. Pen/potlood. 

  • GEEN TASSEN OF ANDERE SPULLEN OP TAFEL.

timer
1:30
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag

  • Leg je boek (+schrift) klaar. Pen/potlood. 

  • GEEN TASSEN OF ANDERE SPULLEN OP TAFEL.

timer
1:30

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Economie toets
H4

Slide 2 - Tekstslide

Toets 
Wat vonden we ervan?

Inhalen? - afspraak maken! ( LEVI H.)
Inkijken? - afspraak maken!

paulina.skowron@horizon.eu

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 4

Wie weet de spelregels in de economie lessen?
Handjes in de lucht!

Slide 4 - Tekstslide

Regels in de les


Boek + schrift op tafel
Pen/potlood op tafel
Rekenmachine op tafel
Actieve leerhouding

Huiswerk cijfer


Slide 5 - Tekstslide

H4 Goed gemaakt?

Slide 6 - Tekstslide

H4 Goed gemaakt?

LET OP:
Géén SO

Slide 7 - Tekstslide

H4 Goed gemaakt?
  • Ik weet wat produceren is.
  • Ik weet hoe bedrijven in bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
  • Ik weet wat productiekosten zijn.
  • Ik kan berekeningen maken met de kostprijs per product.
  • Ik weet welke productiesectoren er zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

Produceren
Wat is dat?

Slide 9 - Tekstslide

Produceren
Produceren is het maken van goederen en het leveren van diensten.

Slide 10 - Tekstslide

Produceren
De productie van goederen gebeurt stap voor stap, in fasen.
De eerste fase is de productie van grondstoffen. Die komen uit de natuur.

In de volgende productiefasen wordt de grondstof bewerkt tot eindproduct.

Slide 11 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Wat is dat?

Slide 12 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product, vind je terug in de bedrijfskolom.
  • Het eerste bedrijf in de bedrijfskolom haalt grondstoffen uit de natuur.
  • De volgende bedrijven maken daar iets van.
  • Het laatste bedrijf levert het product aan de consument.

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product, vind je terug in de bedrijfskolom.
  • Het eerste bedrijf in de bedrijfskolom haalt grondstoffen uit de natuur.
  • De volgende bedrijven maken daar iets van.
  • Het laatste bedrijf levert het product aan de consument.



Door het werk van ieder bedrijf wordt het product steeds een beetje meer waard. Dat noem je toegevoegde waarde.

Slide 14 - Tekstslide

Bedrijfskolom en toegevoegde waarde

Slide 15 - Tekstslide

Is toegevoegde waarde pure winst voor het bedrijf?

Slide 16 - Tekstslide

Productiekosten
Alle kosten die een bedrijf maakt om te kunnen produceren zijn de productiekosten van dat bedrijf.

Bijvoorbeeld: grondstoffen, kosten voor het bedrijfspand, personeel en energie.

Slide 17 - Tekstslide

Kostprijs per product berekenen

Kostprijs per product = alle productiekosten ÷ aantal producten



Schrijf dit op in je schrift!

Slide 18 - Tekstslide

Kostprijs per product berekenen

Kostprijs per product = alle productiekosten ÷ aantal producten

Voorbeeld:
Yara heeft 6 stoelen gemaakt. De productiekosten waren € 450.
De kostprijs per stoel is
€450 ÷ 6 = € 75

Slide 19 - Tekstslide

Kostprijs per product berekenen

Kostprijs per product = alle productiekosten ÷ aantal producten

Voorbeeld:
Cem heeft 10 tafels gemaakt. De productiekosten waren € 980.
De kostprijs per tafel is..?

Slide 20 - Tekstslide

Kostprijs per product berekenen

Kostprijs per product = alle productiekosten ÷ aantal producten

Voorbeeld:
Levi heeft 8 paar schoenen gemaakt. De productiekosten waren € 330.
De kostprijs per paar schoenen is..?

Slide 21 - Tekstslide

Kostprijs per product berekenen

Kostprijs per product = alle productiekosten ÷ aantal producten

Voorbeeld:
Jamal heeft 25 paar lampen gemaakt. De productiekosten waren € 800.
De kostprijs per lamp is..?

Slide 22 - Tekstslide

Productiesectoren
Bedrijven kun je in drie productiesectoren verdelen:
  • Agrarische bedrijven produceren grondstoffen met behulp van de natuur (bijv. tuinbouwbedrijf).
  • Industriële bedrijven gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen (bijv. scooterfabriek).
  • Dienstverlenende bedrijven leveren diensten (bijv. een winkel).


Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag

Opdracht 2+3+5+6+7+8+12+13
+16
blz 98 t/m 101

Huiswerk dinsdag 27-02
2e uur
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide