1TA Spelling meervouden

§4 Meervouden

Ga zitten volgens plattegrond.
WELKOM
SPELLING
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§4 Meervouden

Ga zitten volgens plattegrond.
WELKOM
SPELLING

Slide 1 - Tekstslide

Informatie boekvlog
-Je vertelt over het boek:
 Titel, schrijver, genre, voorkant 
- Je geeft een korte samenvatting van het boek, dit doe je in eigen woorden.
- Je leest een kort stukje voor uit het boek. Dit moet een belangrijk moment uit het boek zijn, vertel ook waarom je dit stukje voorleest.
- Je geeft je mening over het boek, dit doe je aan de hand van drie beoordelingswoorden & voorbeelden uit het boek.
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Vraag op Vrijdag
2. Lesdoel bespreken
3. Startopdracht
4. Extra instructie meervouden
of alvast opdrachten maken.
5. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Tekstslide


  • Je kunt meervouden op -s en -en spellen.
Lesdoel

Slide 4 - Tekstslide

Vraag op Vrijdag

Waar zou jij wel vrijwilligerswerk willen doen?

Slide 5 - Open vraag

Meervoud op -en
Meervoud op -'s
Twee meervouden
Bijzonder meervoud
Geen meervoud
rijst
kassa
leeuw
gedachte
zeeman

Slide 6 - Sleepvraag

Meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 7 - Quizvraag

Herschrijf de zin met meervoud.
De toets is enorm goed gemaakt door de leerling.

Slide 8 - Open vraag

Keuze 
1. Samen extra oefenen? Blijf dan in de LessonUp en doe mee met de instructie + gezamenlijke quiz.

2. Maak zelfstandig de opdrachten in je online boek. 
Cursus 7 -> §4 Meervouden
Opdracht 1 t/m 4 (blz. 234-235).
Klaar? Verder lezen uit je leesboek.

Slide 9 - Tekstslide

Meervouden
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.

Zo maak je een meervoud:

Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door
-en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; schrift → schriften; kerel → kerels; wielrenner → wielrenners.

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
Soms moet je daarnaast nog:
Een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven; hof → hoven.
Een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen; paleis → paleizen.
De laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen; pit → pitten.
Een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren; heer → heren.

Gebruik bij twijfel een (online) woordenboek of woordenlijst.

Slide 11 - Tekstslide

Meervouden


Gebruik ’s bij afkortingen:
wc-wc's; cd-cd's; bh-bh's 

Gebruik ’s bij de klinkers a,i,o,u:

echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.

Bij de letter e kan de -s eraan vast.
dominee-dominees; lente-lentes; toffee-toffees.

Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s:
ijslolly – ijslolly’s.

.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer het meervoud van:
route

Slide 13 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
mango

Slide 14 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
olijf

Slide 15 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
dvd

Slide 16 - Open vraag

Noteer het meervoud van:
laars

Slide 17 - Open vraag

Met turnen maakte ze een sprong en toen meerdere (...) in de lucht.

Slide 18 - Open vraag

Het zijn gevaarlijke dieren in de zee met zwart-witte kleuren.

Slide 19 - Open vraag

Ken je die dieren die spugen? Dat zijn ...

Slide 20 - Open vraag

Heb jij de (...) van je huis wel goed opgeborgen, zodat je ze niet kwijtraakt?

Slide 21 - Open vraag

Heb is snoep, het zit aan een stokje en het duurt lang voordat het op is.

Noteer het meervoud hiervan.

Slide 22 - Open vraag

Mensen gebruiken dit voorwerp om droog te blijven als het regent.

Noteer het meervoud hiervan.

Slide 23 - Open vraag


  • Je kunt meervouden op -s en -en spellen.
Lesdoel

Slide 24 - Tekstslide

Meervoud op -en
Meervoud op -s
pepernoot
tennisracket
handschoen
Airpod

Slide 25 - Sleepvraag

Goede meervouden
Foute meervouden
Brieven
gansen
muuren
jassen
boefen
heren

Slide 26 - Sleepvraag

Informatie boekvlog
-Je vertelt over het boek:
 Titel, schrijver, genre, voorkant 
- Je geeft een korte samenvatting van het boek, dit doe je in eigen woorden.
- Je leest een kort stukje voor uit het boek. Dit moet een belangrijk moment uit het boek zijn, vertel ook waarom je dit stukje voorleest.
- Je geeft je mening over het boek, dit doe je aan de hand van drie beoordelingswoorden & voorbeelden uit het boek.
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide