Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Als je de
persoonsvorm in de
tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels:
1. Bij ik schrijf je de ik-vorm;
2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t;
3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.