persoonsvorm in de TT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

persoonsvorm in de TT

Wat gaan we vandaag doen?

Booktok inleveren laatste kans

Les doel

Terugblik vorige les

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Oefenopdrachten maken

Samen nakijken

Les doel

Ik weet/kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen

Terug blik vorige les

Wat weten we nog?

Wat gebeurt er met een sterk werkwoord in de verleden tijd?

1. Er komt te/ten of de/den achter.
2. Verandert in een voltooid deelwoord.
3. Verandert van klank.
4. Kun je niet in de verleden tijd zetten.

sterke werkwoorden

Wat zijn zwakke werkwoorden?

1. Alle Engelse werkwoorden
2. Werkwoorden met te/ten of de/den achter de stam
3. Werkwoorden die van klank veranderen in de v.t.

zwakke werkwoorden

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 

-De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord. 

-Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen wat er gebeurt of wat iets of iemand doet.

-Een werkwoord kan verschillende vormen hebben. Het past zich aan, aan wie of wat het doet. 

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 

Als je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels: 

1. Bij ik schrijf je de ik-vorm;

2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t;

3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord. 

	Verliezen	Hopen
Enkelvoud
Ik	Verlies	Hoop
Jij/u	Verlies t	Hoop t
Hij/zij/het	Verlies t	Hoop t
Meervoud
Wij	Verliez en	Hop en
Jullie	Verliez en	Hop en
Zij	Verliez en	Hop en

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 

Let op: 

-Als de ik-vorm eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven. 

Voorbeeld: karten - (ik) kart - (hij) kart

-Als je achter het werkwoord staat, hoef je geen t toe te voegen. Je schrijft in dit geval de ik-vorm.

Voorbeeld: Je vraagt me de oren van mijn hoofd. 

Vraag je nog even aan je ouders of je mee mag? 

Even oefenen!

Pak je laptop erbij

(spelen t.t.) 1. Het jongetje ....... in de zandbak.

(zwemmen t.t.) 2. De leerlingen...... in het koude water.

(nemen t.t.) 3. ...... je liever de andere weg?

(moeten t.t.) 4. Je ...... op een paar dingen letten

(spelen t.t.) 8. Het elftal ........ vandaag thuis.

(vinden t.t.) 8. Keano ........ voetbal leuk.

Jij vin.... dit een makkelijke quiz.

1. vint
2. vindt
3. vind

Nog meer oefenen!

Ruim je laptop op

Je maakt het oefenblad alleen in stilte!