Periode 1 - Les 3 Communicatie

COMMUNICATIE
Theorie Algemeen
Les 3 - Communicatie




Docent: Wies Welhuis
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

COMMUNICATIE
Theorie Algemeen
Les 3 - Communicatie




Docent: Wies Welhuis

Slide 1 - Tekstslide

Theorieboek
Klascode

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

In deze les
Thema 1 Communicatie 
Hoofdstuk 1 Aspecten van communicatie





Slide 4 - Tekstslide

Wat is communicatie?
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.




Bij communicatie gaat het altijd om het uitwisselen van woorden en signalen tussen mensen. Dat kan rechtstreeks, maar steeds vaker gebruiken we hulpmiddelen als e-mail, internet etc.

Slide 5 - Tekstslide

De beroepskracht MZ luistert aandachtig naar een cliënt die vertelt over zijn thuissituatie.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

De praktijkopleider geeft feedback aan de stagiaire die onderuitgezakt zit en boos kijkt.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

De praktijkopleider maakt middels een gebaar duidelijk dat de student nog even moet wachten op de gang.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

De docent mailt een student dat zij een onvoldoende heeft voor haar paper.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

"Je kunt niet niet communiceren"

Slide 10 - Tekstslide

Dirk zegt tegen collega Elya: 'Ik ga zo meneer Driesen helpen. Help jij mevr. Reus?'



Wie is de zender? Wie is de ontvanger? Wat is de boodschap?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Interactie
Is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.

Bij interactie reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer.

Slide 13 - Tekstslide

Medium
Communicatie kan direct plaatsvinden tussen twee mensen, maar communicatie kan ook indrect plaatsvinden. Er is dan sprake van een medium.

Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap.

Wat zijn voordelen? Wat zijn nadelen?

Slide 14 - Tekstslide

Welk misverstand is er hier?

Slide 15 - Tekstslide

Feedback
Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een op de ander overkomt. 

Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen. Als zender heb je namelijk behoefte aan feedback, al zijn het maar kleine geluidjes zoals 'hmm' of knikjes van het hoofd.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Soorten communicatie
  1. Eenzijdige communicatie
  2. Tweezijdige communicatie
  3. Verbale communicatie
  4. Non-verbale communicatie

Slide 18 - Tekstslide

Eenzijdige communicatie

  • Eenrichtingsverkeer
  • De zender is nooit tegelijk de ontvanger
  • Vaak via een tussenweg en niet rechtstreeks
Tweezijdige communicatie

  • De ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt
  • Er is sprake van interactie

Slide 19 - Tekstslide


A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie

Slide 20 - Quizvraag


A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie

Slide 21 - Quizvraag

Verbale communicatie

Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengt.
Non-verbale communicatie

Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.

  • Bewust: Bijv.: zwaaien
  • Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen

Slide 22 - Tekstslide


A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 23 - Quizvraag


A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

De vaardigheden op een rij
  1. Niet invullen wat je niet weet 
  2. Gevoelsreflectie
  3. Aandachtgevend gedrag
  4. Actief luisteren
  5. Confronteren
  6. Open en gesloten vragen
  7. Kennis hebben van gesprekssoorten

Slide 27 - Tekstslide

1. Niet invullen wat je niet weet
Oefening:
Stel mij vragen over mijn getekende huis. Probeer hetzelfde huis te tekenen.
timer
2:30

Slide 28 - Tekstslide

2. Gevoelsreflectie
Reacties als 'dat kan ik me goed voorstellen' of 'ik begrijp wat je bedoelt', zijn goed, maar ook wat beperkt.

Het kan onecht overkomen, want wie zegt dat je de ander echt goed begrijpt?

Om duidelijk te maken dat je iets écht begrijpt en écht voor kunt stellen, kun je het beste in je reactie het gevoel of de behoefte van de ander verwoorden.

Slide 29 - Tekstslide

Cliënt Pien (LVB) verkeert in onzekerheid of zij naar een ander gezinshuis moet verhuizen. Ze zegt tegen jou als beroepskracht MZ: 'Als ik moet verhuizen naar dat andere stomme gezin, dan hoeft het voor mij allemaal niet meer'.

Hoe reageer jij op deze opmerking van Pien?
A
Kop op hoor! Het heeft geen zin om bij de pakken neer te gaan zitten. Het valt straks vast mee.
B
Zo denk je er nu over, maar ik weet zeker dat je er straks anders over denkt.
C
Ik begrijp wat je bedoelt.
D
Je ziet er erg tegenop om te verhuizen. Wat lijkt je daar zo erg aan?

Slide 30 - Quizvraag

Collega: "Iedereen heeft me vandaag nodig. Ik word helemaal gek. Ik kom niet aan pauze toe en nu staat er alweer een cliënt op me te wachten"

Slide 31 - Open vraag

Cliënt: "Ik begrijp er niets van. Mijn man is altijd precies op tijd. Hij had er al lang moeten zijn"

Slide 32 - Open vraag

Cliënt: "Mijn werk is echt drie keer niks. Het enige wat ik moet doen, is dozen inpakken"

Slide 33 - Open vraag

Wat neem je mee uit de les?
Geef d.m.v. een emoticon in de chat aan hoe je de les hebt ervaren.


Volgende week: Gesprekstechnieken

Slide 34 - Tekstslide