2v Grammatica zinsdelen H1

Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk week 46 NE aanpassen in studiewijzer

De brug: gr. zinsdelen opdr. 3, 4 en 6  
Vervangen door de opdrachten op basis van de zwakke vaardigheden (dus voor iedereen anders)

De brug: gr. Woordsoorten opdr. 2, 3, 4, 5  Blijft staan!

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een wederkerend werkwoord. Heb je geen idee, vul dan een vraagteken in.

Slide 3 - Open vraag

Wederkerende werkwoorden
Verplicht: zich schamen (ik schaam me, ik schaam de hond)
Toevallig: zich wassen (ik was me, ik was de hond)

Slide 4 - Tekstslide

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich vergissen
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 5 - Quizvraag

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich vermaken
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 6 - Quizvraag

Verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
Zich gedragen
A
Verplicht
B
Toevallig

Slide 7 - Quizvraag

Wederkerende voornaamwoord van het werkwoord
Verplicht:
Zich schamen (ik schaam me, hij schaamt zich, wij schamen ons)
Me, zich, ons (wed. vnw) horen bij het werkwoordelijk gezegde (wg). 

Toevallig:
Zich wassen ( ik was me, jij wast je, jullie wassen je)
Me en je (wed. vnw.) zijn het lijdend voorwerp (lv)

Slide 8 - Tekstslide

Hij schaamt zich voor zijn nieuwe coupe. 

schamen = verplicht, dus zich hoort bij wg

pv=schaamt 
ow=hij

Wie of wat schaamt hij? X 

wg= schaamt zich

Hij wast zich dagelijks. 
wassen = toevallig, dus zich is het lv  

pv= wast
ow= hij
wg= wast

Wie of wat wast hij? zich

lv= zich 

Slide 9 - Tekstslide

WG of LV?
Lianne bemoeit zich altijd met haar buurman in de les.
A
Zich = WG
B
Zich = LV

Slide 10 - Quizvraag

WG of LV?
Jan kleedt zich altijd netjes aan om op bezoek te gaan bij zijn oma.
A
Zich = WG
B
Zich = LV

Slide 11 - Quizvraag

Groepenverdeling


Appeltje eitje = Rood

Nog een beetje lastig = Wit

Heel erg moeilijk = Blauw

Slide 12 - Tekstslide

Dit ga je doen
Rood = opdracht 5 op pag. 29 in tweetallen in je schrift maken en nakijken, op fluistertoon overleggen. 

Wit= Geheel zelfstandig in stilte: lees de theorie op pag. 28,  maak opdracht op pag. 28 in je schrift en de sleepvraag  in LessonUp.

Blauw= Doe mee met de docent. 

Slide 13 - Tekstslide

Blauw: samen de zin ontleden
Wij amuseren ons in de pauze met TikTok. 

Slide 14 - Tekstslide

Blauw: samen de zin ontleden
Ik had me deze les heel anders voorgesteld.  

Slide 15 - Tekstslide

schuilhouden 
Verplicht
Toevallig
verspreken
aantrekken
voordoen
vermaken
vertakken

Slide 16 - Sleepvraag