Test jezelf - thema 5: gaswisseling & thema 4: Voeding en vertering
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Test jezelf - thema 5: gaswisseling & thema 4: Voeding en vertering
Slide 1 - Tekstslide
Kijk goed naar de torso. Wat wordt er bij 12 aangegeven?
A
De maag
B
De longen
C
Dunne darm
D
De dikke darm
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
ze zorgen voor oppervlakte vergroting
B
ze zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
ze helpen bij vertering van vet
Slide 3 - Quizvraag
Welke van deze cellen is lastiger te verteren? Waarom?
A
Cel P.
Deze heeft een vacuole.
B
Cel P.
Deze heeft een celwand.
C
Cel Q.
Deze heeft een vacuole.
D
Cel Q.
Deze heeft een celwand.
Slide 4 - Quizvraag
Biotechnologie wordt gebruikt bij het maken van voeding.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de lever? De lever....
A
breekt eiwit, alcohol en rode bloedcelen af
B
slaat vitamine (A en D) en glycogeen op
C
maakt gal en cholesterol
D
allemaal
Slide 6 - Quizvraag
Als grote voedingsstoffen worden afgebroken tot kleine stoffen, krijg je...................... Deze kleine stoffen kunnen door de.......................heen in het.......................worden opgenomen. Tijdens de vertering wordt het voedsel eerst tot kleine stukjes...................... Hierdoor wordt het oppervlak......................Daarna worden de voedingsstoffen..................... met behulp van...................
Veel voedingsstoffen moeten wel eerst worden verteerd.
Sleep de juiste woorden naar de zin.
darmwand
vergroot
afgebroken
verteringsproducten
bloed
Verteringssappen
gekauwd
Slide 7 - Sleepvraag
in de afbeelding is een doorsnede van de romp van de mens weer gegeven.
10. Welk orgaan is aangegeven met P?
A
dunne darm
B
long
C
lever
D
hart
Slide 8 - Quizvraag
Welk orgaan zorgt grotendeels voor de vertering van vetten?
A
Lever
B
Maag
C
Alvleesklier
D
Galblaas
Slide 9 - Quizvraag
Juiste voorbeelden van oppervlaktevergroting in het spijsverteringsstelsel zijn...
A
Kauwen en heel veel longblaasjes
B
Darmvlokken en kauwen
C
Groeien en dik worden (reservestoffen)
D
6 meter dunne darm
Slide 10 - Quizvraag
Wat is vertering
A
Het afbreken van stoffen
B
Het omzetten van stoffen
C
Afbreken tot stoffen die door de darmwand kunnen
D
Kleiner maken
Slide 11 - Quizvraag
Het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide noem je ....................... ?
Slide 12 - Open vraag
Waar is het koolstofdioxide- gehalte het grootst?
Slide 13 - Open vraag
Welke functie heeft de huig?
A
De huig sluit tijdens ademhalen de neusholte af
B
De huig sluit tijdens ademhalen de slokdarm af
C
De huig sluit tijdens slikken de luchtpijp af
D
De huig sluit tijdens slikken de neusholte af
Slide 14 - Quizvraag
Op welk van de genummerde plaatsen komt het weefsel voor?
A
plaats 4
B
plaats 1 en 2
C
Plaats 1 en 4
D
plaats 1,3 en 4
Slide 15 - Quizvraag
Bij een persoon beweegt het middenrif naar boven. Wordt hierdoor de borstholte groter of kleiner? Zal de persoon inademen of uitademen?
A
Borstholte wordt groter en er vindt inademing plaats
B
Borstholte wordt groter en er vindt uitademing plaats
C
borstholte wordt kleiner en er vindt inademing plaats
D
borstholte wordt kleiner en er vindt uitademing plaats
Slide 16 - Quizvraag
In welke richting gaat je middenrif als je inademt?
A
Beneden
B
Boven
C
Links
D
Rechts
Slide 17 - Quizvraag
Door welke manier van ademhalen kun je tijdens het sporten de longen zo groot mogelijk maken?
Slide 18 - Open vraag
COPD is een verzamelnaam voor twee aandoeningen. Welke aandoeningen worden aangeduid met COPD?
A
Astma en longemfyseem
B
Chronische bronchitis en astma
C
Longemfyseem en chronische bronchitis
Slide 19 - Quizvraag
Waarvoor zijn mensen met hooikoorts allergisch?
Slide 20 - Open vraag
Bij een astma-aanval worden de luchtwegen nauwer. Daarom moeten mensen met astma bij een astma-aanval medicijnen gebruiken. Bij welke manier van toedienen zal het medicijn het snelst werken?
A
Slikken van een pil
B
Injecteren
C
Innemen van een inhalator
Slide 21 - Quizvraag
hoe halen vogels adem?
A
tracheen
B
kieuwen
C
door hun huid
D
longen
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een stigma?
Slide 23 - Open vraag
Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven?
A
Buik-ademhaling
B
Borst-ademhaling
C
Buik en borst-ademhaling
D
Middenrif-ademhaling
Slide 24 - Quizvraag
Longen en huid
Alleen longen
Kieuwen
Kieuwen en huid
Slide 25 - Sleepvraag
Een arts stelt bij een patiënt met longklachten vast dat de longblaasjes zijn vergroot. Maak de zin kloppend. Dit is een aanwijzing dat deze patiënt ............................ heeft