§ 4 De waarde van geld

§ 4 De waarde van geld
In deze paragraaf gaat het over de verschillende waardes van geld: 
- intrinsiek & extrinsiek
- externe & interne
We zien dat ons huidige geld is gebaseerd op vertrouwen: fiduciair geld.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

§ 4 De waarde van geld
In deze paragraaf gaat het over de verschillende waardes van geld: 
- intrinsiek & extrinsiek
- externe & interne
We zien dat ons huidige geld is gebaseerd op vertrouwen: fiduciair geld.

Slide 1 - Tekstslide

Het ontstaan van geld
Op een gegeven moment gingen mensen indirecte ruil toepassen. In eerste instantie meestal met goud of zilver. Maar dat moest dan elke keer opnieuw gewogen geworden en de waarde van bepaald worden. Om dit makkelijker te maken, werd de waarde er van te voren 
al op gezet: er werden munten van 
geslagen. 

Slide 2 - Tekstslide

De waarde van geld
Als we het over de waarde van geld 
hebben, welke waarde hebben we 
het dan over?
  • Intrinsieke waarde: waarde van het materiaal van het geld
  • Extrinsieke of nominale waarde: waarde die erop staat (denominatie).


Slide 3 - Tekstslide

  • De externe waarde. Dit geeft aan hoeveel de ene valuta waard is uitgedrukt in een andere valuta. Dit noemen we ook wel de wisselkoers.
  • De reële of interne waarde. Dit zegt iets over hoeveel je kunt kopen voor het geld; de koopkracht. Als de prijzen stijgen, kun je minder kopen van eenzelfde hoeveelheid geld. Dan daalt de interne waarde.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld inflatie / koopkracht:
Stel je krijgt € 10 per week om ijsjes van te kopen. 
Eén ijsje kostte € 1,-. De prijs van een ijsje stijgt met 25%.
Hoeveel ijsjes kun je nu minder kopen?
Nu de prijs € 1,25 is, kun je nu ....................................... kopen.
Hoeveel procent ijsjes kun je nu minder kopen?
Je kon 10 ijsjes per week kopen; dus daling is: ........................
...................................................................................................
Dus, de koopkrachtdaling bij een inflatie van 25% is gelijk aan ............%




Slide 5 - Tekstslide

Fiduciair geld
De intrinsieke waarde is (meestal) kleiner dan de extrinsieke waarde; waarom accepteren we dan toch geld? 

Dit heeft zijn oorsprong in het verleden. Eerst alleen directe ruil; was lastig. 

Slide 6 - Tekstslide

Op een gegeven moment gingen mensen indirecte ruil toepassen. In eerste instantie meestal met goud of zilver. Later werden daar munten van geslagen. Later brachten mensen hun goud naar de goudsmid, en kregen daar een geldwissel voor. Die werden later weer gebruikt om mee te ruilen; waren dus de eerste bankbiljetten. 

Slide 7 - Tekstslide

We accepteren nu geld zonder intrinsieke waarde, omdat we erop vertrouwen dat we ons geld kunnen gebruiken om goederen en diensten mee te kopen, omdat de aanbieders van die goederen en diensten ook vertrouwen hebben in dit geld. 

Ons geld is dus gebaseerd 
op vertrouwen = fiducie. 
Vandaar dat het fiduciair geld is.

 


Slide 8 - Tekstslide

De functies van geld
  • Ruilfunctie. Geld wordt gebruikt voor indirecte ruil. De ruilverhouding heet dan de prijs.
  • Oppotfunctie: Geld wordt gebruikt om te sparen (dus om het later te gebruiken).
  • Rekenfunctie: Geld wordt gebruikt om een waarde weer te geven.

Slide 9 - Tekstslide

Soorten geld
Geld heeft twee verschijningsvormen:
  • chartaal: munten en bankbiljetten.
  • giraal: geld wat op de bankrekeningen van gezinnen en bedrijven staat.
Een pinpas is geen geld, maar een manier om giraal geld over te schrijven van de ene bankrekening naar de ander.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video