De zin heeft een hww (worden of zijn) en een voltooid deelwoord.
De hond | wordt | uitgelaten | door Jara.
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer lijdende vorm? p. 205
Als de persoon onbekend is of als het duidelijk is.
De relschoppers werden direct gearresteerd. (door de politie).
Als je de handelende persoon niet wilt noemen.
In die klas wordt veel geroddeld. (ik zeg niet door wie).
Als je wilt afwisselen in je tekst.
Er wordt veel geroddeld. Er hoef je niet te benoemen.
Slide 5 - Tekstslide
klassikaal huiswerk bespreken
Wie kan zelfstandig aan het werk?
Dan heb je dus opdrachten 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 9a en 11
goed gemaakt.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 9 pagina 206
Een jonge vrouw is op miraculeuze aan de dood ontsnapt nadat ze in de Mexicaanse plaats Ciudad Juarez uit een draaiende kermisattractie viel. Het incident ................................... gefilmd.
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 9 pagina 206
Een jonge vrouw is op miraculeuze aan de dood ontsnapt nadat ze in de Mexicaanse plaats Ciudad Juarez uit een draaiende kermisattractie viel. Het incident ................................... gefilmd.
Het incident werd (door omstanders) gefilmd.
Lijdende vorm want.................?
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 9 pagina 206
De vrouw in kwestie probeert zich nog vast te houden als de attractie doorgaat. Maar vermoedelijk door de grote krachten van de molen .......................................................geslingerd.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 9 pagina 206
De vrouw in kwestie probeert zich nog vast te houden als de attractie doorgaat. Maar vermoedelijk door de grote krachten van de molen .......................................................geslingerd.
Maar door de krachten wordt ze uit de attractie geslingerd.
Lijdende vorm want...............................
Slide 10 - Tekstslide
Stappenplan ontleden p. 233
Onderstreep de pv => zet zin andere tijd
Zet zinsdeelstrepen => deel zo groot mogelijk voor pv
Benoem wg of ng => wg: onderwerp doet iets => zww => ng: onderwerp is iets => kww+aanvulling
Benoem o => wie/wat + gezegde?
Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
o en lv starten nooit met vz
Slide 11 - Tekstslide
opdracht 11 pagina 207
2 Dat | moet | volgens Annemijn Groeneveld (15) | nodig | veranderen.
3 Volgens Annemijn | zijn | zingevende vragen | juist heel belangrijk
Slide 12 - Tekstslide
opdracht 11 pagina 207
2 Dat | moet | volgens Annemijn Groeneveld (15) | nodig |
o wg bwb bwb
veranderen.
wg
3 Volgens Annemijn | zijn | zingevende vragen | juist heel
bwb ng o ng
belangrijk
Slide 13 - Tekstslide
opdracht 11 pagina 207
4 Hoe | zijn | mensen | in het verleden | beïnvloed | door hun
voorgangers en de tijdgeest?
Slide 14 - Tekstslide
opdracht 11 pagina 207
4 Hoe | zijn | mensen | in het verleden | beïnvloed | door hun
bwb wg o bwb wg bwb
voorgangers en de tijdgeest?
zww: beïnvloeden; door hun voorgangers en de tijdgeest; vorm van zijn met voltooid deelwoord => lijdende vorm
Slide 15 - Tekstslide
Werkmoment
Maak Test Jezelf van 3.7.
Heb je opdrachten 1, 3, 4,5, 6, 7, 9a en 11 af?
Ik loop rond voor vragen.
Slide 16 - Tekstslide
Afsluiting
We gaan verder met 3.8 Grammatica woordsoorten.
Test jezelf 3.7 is klaar voor de les van donderdag.
Neem steeds je boek mee. Aan het begin steeds lezen.