Week 24 Ne 3K2 Hoofdstuk 5 Lezen

Hallo kanjers!

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Hallo kanjers!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les is een herhalingsles!
We gaan de theorie van H4 en 5 Lezen opfrissen.
Lees uit het boek blz 120 en 121;  159-160 nogmaals door!
Het is een tijdje geleden dat jullie de opdrachten bij lezen H5 hebben gemaakt. Daarom maken we twee opdrachten op- nieuw!

Slide 2 - Tekstslide

Planning komende weken
Wat?
Hoe?
Wanneer?
Voorbereiding
Afmaken schrijfdossier
Thuis, opdrachten uitgedeeld, al behandeld.
Af voor einde schooljaar
LessonUp hierover wrodt ( weer) met jullie gedeeld. Vragen stellen via berichten of in de klas
DT Lezen H4 en 5
In de klas
Nog onbekend
Herhalen 11/06
ET H4
In de klas
Nog onbekend
Herhalen 18/06
ET H5
In de klas
Ws 2 juli
Herhalen 25/06
Filmtoets Bon Bini Holland 2
ws via LessonUp?
Nog obekend
Film kijken thuis via YouTube

Slide 3 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar . Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten verbanden.




Slide 4 - Tekstslide

Opsomming
Een opsomming herken je aan de volgende signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook(nog), verder,ten slotte, en.Je kunt een opsomming ook herkennen aan een dubbele punt(:), liggende streep(-),getallen(1,2,3) of dots(•). 

Bijvoorbeeld Voor een cake heb je nodig: bloem,boter,suiker,een ei en bakpoeder.

Slide 5 - Tekstslide

Tegenstelling
Een tegenstelling herken je aan de volgende signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant....aan de andere kant.  

Bijvoorbeeld  Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar er is dit jaar weinig vakantiewerk te vinden.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Een voorbeeld herken je aan de volgende signaalwoorden : bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere. 

Bijvoorbeeld  Je kunt afspraken voor een stage laten vastleggen in een stageovereenkomst. Denk aan het aantal uren dat je per week werkt.

Slide 7 - Tekstslide

Tijdsvolgorde (chronologie)
Een tijdsvolgorde herken je aan de volgende signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk. 

Bijvoorbeeld  Eerst zet je saldo op je ov-kaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
Een oorzaak-gevolg herken je aan de volgende signaalwoorden : daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van. 

Bijvoorbeeld  Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
oorzaak : brug open
gevolg : Peter komt te laat

Slide 9 - Tekstslide

noem zoveel mogelijk signaalwoorden

Slide 10 - Open vraag

Lesdoelen 
Aan het einde van de les kan ik:
  • signaalwoorden in een tekst herkennen.
  • meningen, argumenten en conclusies herkennen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een mening
een argument
& een conclusie

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Video

Mening
- Iets dat iemand vindt over iets
- Je kunt het herkennen aan:
'ik vind', 'volgens mij'
- Je kan het ermee eens en oneens zijn

Slide 14 - Tekstslide

Feit
- Iets dat waar is
- Je kunt het controleren
- Je kunt het bewijzen

Slide 15 - Tekstslide

Argument
- De reden waarom iemand iets vindt
- Je kunt dit herkennen aan:
 'want', 'omdat', 'daarom', 'namelijk'

Slide 16 - Tekstslide

Conclusie
- Aan het einde van een tekst kan de schrijver een conclusie geven
- Kort herhalen van mening en argument
- Je kunt het herkennen aan:
'dus', 'concluderend', 'dat betekent'

Slide 17 - Tekstslide

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Willem-Alexander is de koning van Nederland.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 18 - Quizvraag

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Ik vind Maxima de mooiste koningin van Europa.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 19 - Quizvraag

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Dat betekent dat prinses Beatrix haar boot moet verkopen.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 20 - Quizvraag

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Omdat deze boot de burgers heel veel geld kost.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 21 - Quizvraag

Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 22 - Quizvraag

Opdrachten maken
Blz 162 H5 Lezen  opdracht 4 en 5 nu opnieuw maken! Mail je huiswerk naar egp@vanvredenburchcollege.nl uiterlijk zondag 14 juni met vermelding van je naam, klas en week!

In de les op school mag je me vragen stellen over lezen H5


Slide 23 - Tekstslide

Extra oefenen
Lees de tekst die ik uitdeel, daarna gaan we de vragen maken.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Zijn er nog vragen/ dingen die je niet snapt?

Slide 26 - Open vraag

Tot de volgende les!

Slide 27 - Tekstslide