In deze les zitten 8 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Formuleren
Slide 1 - Tekstslide
Hoe kun je beeldend schrijven?
Slide 2 - Woordweb
Neutrale zin:
Ik liep in Amsterdam alleen maar tussen toeristen.
Beeldende zin:
Of ik nou drentelde over de Dam of op het Leidseplein liep, overal liepen toeristen met rolkoffers of stonden toeristen foto's te maken.
Slide 3 - Tekstslide
Beeldend schrijven
- Gebruik beeldende synoniemen (alternatieven)
- Gebruik beeldende bijvoeglijke naamwoorden
- Show, don't tell (bijvoorbeeld door details uit te vergroten)
- Gebruik vergelijkingen
- Gebruik metaforen
- ...
Slide 4 - Tekstslide
Show, don't tell
Tell:
Jelle liep door het bos, maar hij was erg bang, want de zon was onder gegaan en hij is bang in het donker. Hij loop zo snel mogelijk het bos uit.
Show:
Toen de zon achter de bomen verdween voelde Jelle zijn spieren aanspannen. Zijn vingers begonnen te trillen en zijn ademhaling werd sneller. Met ingehouden adem liep hij zo snel mogelijk het bos uit.
Slide 5 - Tekstslide
Maak de volgende passage beeldend. Je mag de passage uitbreiden: Kaj stond net te dansen op de dansvloer toen hij Isa binnen zag lopen. Hij was op slag verliefd.
timer
3:00
Slide 6 - Open vraag
In welke gevallen zou je beeldend schrijven kunnen gebruiken?