die dat deze die 7 maart

startopdracht
Hoe zijn deze samengestelde zinnen opgebouwd?
  1. Het is belangrijk dat je goed oefent voor de toetsweek.
  2. Wij hebben gebeld, maar niemand heeft gereageerd. 
  3. Als je niet mee wilt gaan, moet je dat eerlijk zeggen. 


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

startopdracht
Hoe zijn deze samengestelde zinnen opgebouwd?
  1. Het is belangrijk dat je goed oefent voor de toetsweek.
  2. Wij hebben gebeld, maar niemand heeft gereageerd. 
  3. Als je niet mee wilt gaan, moet je dat eerlijk zeggen. 


Slide 1 - Tekstslide

proefwerk
1. Formuleren De Brug: blz. 250 – 253
2. Grammatica De Brug zinsdelen blz. 242 – 245  (zinsdelen benoemen: pv/ow/wg/lv/mv/bwb) 
3. Samengestelde zinnen + voegwoorden (Grammatica H5)

Slide 2 - Tekstslide

proefwerk
woordenboek niet toegestaan

let op spelling: puntenaftrek

Slide 3 - Tekstslide

Deze week

Formuleren (verwijswoorden) - herhalen
zinsontleden

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag

Formuleren (verwijswoorden) - die/dat/deze/die/wat
formuleren H1

Slide 5 - Tekstslide

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

(blz. 252)

Slide 6 - Tekstslide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 7 - Tekstslide

deze/die/dit/dat
  1. Kijk altijd goed naar welk zelfstandig naamwoord het verwijswoord naar verwijst of bij hoort. 
  2. Kijk dan of het een het-woord of een de-woord is. 

Slide 8 - Tekstslide

deze/die/dit/dat
... kritiek van ... trainer is altijd heel opbouwend. 

De stad schijnt heel mooi te zijn en daarom hebben we ... bezocht. 

Slide 9 - Tekstslide

Die poster is heel mooi. Ik wil ... graag kopen.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 10 - Quizvraag

Zijn voorstel is goed en ... ga ik steunen.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb jouw fiets geleend en breng ... morgen terug.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 12 - Quizvraag

Het raam ... hij schoonmaakt ziet er perfect uit.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 13 - Quizvraag

De onderneming ... failliet ging, is nu verdwenen.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 14 - Quizvraag

Ik ben de huissleutel kwijt. Ik dacht dat ... op tafel lag.

Slide 15 - Open vraag

Ik weet wanneer ik die/deze/dat/dit moet gebruiken als verwijswoord in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

2. dat/wat (blz. 253)
Je gebruikt WAT als het verwijst naar:
1. dat, datgene (Dat wat je nu beweert, lijkt mij...)
2. woorden zoals alles, iets, niets, het enige (Alles wat hij lekker vond, at hij meteen op)
3. overtreffende trap (Het liefste wat ik doe is...)
4. een hele zin (Het regende de hele vakantie, wat ik heel vervelend vond)

Slide 17 - Tekstslide

2. dat/wat (blz. 253)
Let op:

Het spannendste wat ik ooit gedaan heb is bungeejumpen. 

Dit is het spannendste boek dat ik ken. 

Slide 18 - Tekstslide

Dat is iets ... ik nooit zal doen.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 19 - Quizvraag

Het voorstel ... hij heeft gedaan, kan op veel steun rekenen.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 20 - Quizvraag

Het gekste ... ik meegemaakt heb, zal ik jullie vertellen.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 21 - Quizvraag

Ik ontvang net een sms van een vriend, ... vol spelfouten staat.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 22 - Quizvraag

Wij gingen op vakantie naar Mexico, ... een prachtige reis is geworden.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 23 - Quizvraag

Dit is het mooiste boek ... ik ook gelezen heb.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 24 - Quizvraag

Dit is het mooiste ... ik ook gelezen heb.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 25 - Quizvraag

Ik weet wanneer ik dat of wat in een zin moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Formuleren


  • Hoofdstuk H1


Slide 27 - Tekstslide